Minder astma-aanvallen met benralizumab bij ernstig eosinofiel astma

Delen via:
ATS 2020

Benralizumab (anti-CD125) resulteert in minder astma-aanvallen, vroege en aanhoudende verbeteringen op de SGRQ, verbetering van de longfunctie en symptomen van polyposis nasi bij behandeling van patiënten met ernstig eosinofiel astma. Deze resultaten van de ANDHI fase IIIb-studie bevestigen het bekende effectiviteits- en bijwerkingenprofiel van benralizumab.

In de ANDHI-trial participeerden 656 volwassenen met ernstig eosinofiel astma, gedefinieerd als 2 of meer astma-aanvallen gedurende het voorgaande jaar ondanks hoge doseringen inhalatiecorticosteroïden (ICS) plus aanvullende controlemedicatie en een eosinofielengetal in het bloed van ≥ 150 cellen/µl.

Eosinofielengetal en SNOT-22

In beide behandelgroepen was het mediane eosinofielengetal op baseline 390 cellen/µl. Bij patiënten met een eosinofielengetal van 150-300 cellen/µl moesten minimaal een van de volgende kenmerken aanwezig zijn: gebruik van orale corticosteroïden (OCS), polyposis nasi, FVC < 65% van voorspeld, ≥ 3 astma-aanvallen gedurende het voorgaande jaar of leeftijd ≥ 18 jaar bij diagnose.

De gemiddelde score op de de Sino-Nasal Outcome Test-22 (SNOT-22) van de patiënten met polyposis nasi in de voorgeschiedenis (34,2% in de benralizumab-groep en 35,8% in de placebogroep) was 51,5 punten in de benralizumab-groep en 48,2 punten in de placebogroep.

Minder astma-aanvallen en betere uitkomsten

Bij behandeling met benralizumab nam het jaarlijkse aantal astma-aanvallen met 49% af in vergelijking met placebo (0,94 vs. 1,86; p ≤ 0,0001). Daarnaast resulteerde benralizumab in een klinisch-revelante verbetering van de totaalscore op de St. George’s Respiratory Questionnaire (SGRQ) in week 24 in vergelijking met placebo (afname van 8,11; p ≤ 0,0001). In week 24 waren in de benralizumab-groep tevens de longfunctie, de score op de Asthma Control Questionnaire 6 (ACQ-6) en de SNOT-22 verbeterd in vergelijking met placebo.

Even veel AE’s

Adverse events (AE’s) kwamen in beide groepen in gelijke mate voor (in de benralizumab-groep bij 63,5% en in de placebogroep bij 62,4% van de patiënten). De meest frequent gemelde AE’s waren hoofdpijn, nasofaryngitis, sinusitis, koorts en bronchitis. Er werden minder serieuze AE’s gemeld in de benralizumab-groep (5,4%) dan in de placebogroep (10,9%).

Bron

Harrison TW, et al. Exacerbation reduction and early and sustained improvements in SGRQ, lung function, and symptoms of nasal polyposis with benralizumab for severe, eosinophilic asthma: Phase IIIb ANDHI Trial. ATS 2020 E-Congress, abstract 721. 

5-jaarsupdate CROWN-studie toont voordeel lorlatinib ten opzichte van crizotinib

jun 2024 | Longoncologie

Lees meer over 5-jaarsupdate CROWN-studie toont voordeel lorlatinib ten opzichte van crizotinib

Subcutaan amivantamab niet-inferieur aan intraveneuze toediening

jun 2024 | Longoncologie

Lees meer over Subcutaan amivantamab niet-inferieur aan intraveneuze toediening

Adagrasib verbetert PFS ten opzichte van docetaxel bij eerder behandeld KRAS G12C+ NSCLC

jun 2024 | Longoncologie

Lees meer over Adagrasib verbetert PFS ten opzichte van docetaxel bij eerder behandeld KRAS G12C+ NSCLC

Klinische uitkomsten van desensibilisatie bij astma

jun 2024 | Astma

Lees meer over Klinische uitkomsten van desensibilisatie bij astma

Stapsgewijs afbouwen ICS haalbaar bij ernstig eosinofiel astma

jun 2024 | Astma

Lees meer over Stapsgewijs afbouwen ICS haalbaar bij ernstig eosinofiel astma

Allergisch astma voorkomen? Begin vanaf de geboorte

jun 2024 | Astma, Eczeem

Lees meer over Allergisch astma voorkomen? Begin vanaf de geboorte

Positieve invloed tripeltherapie op remodeling en longfunctie bij COPD

mei 2024 | COPD

Lees meer over Positieve invloed tripeltherapie op remodeling en longfunctie bij COPD

Nieuwe respiratoire fenotypes in de vroege kinderjaren

mei 2024 | Astma

Lees meer over Nieuwe respiratoire fenotypes in de vroege kinderjaren

Positief effect van hormoonsubstitutie op PH en RV-functie

mei 2024 | Pulmonale hypertensie

Lees meer over Positief effect van hormoonsubstitutie op PH en RV-functie