Als COPD-patiënten een onderhoudsbehandeling krijgen met tiotropium/olodaterol is minder vaak escalatie naar tripletherapie nodig en treden minder nadelige uitkomsten op dan bij een onderhoudsbehandeling met een LABA/ICS, zo bleek uit analyse van gegevens van meer dan 40.000 patiënten. De verschillen zijn niet afhankelijk van het eosinofielengetal op baseline of exacerbaties in de voorgeschiedenis.
COPD-patiënten met een hoog eosinofielengetal en een toegenomen exacerbatierisico zouden baat kunnen hebben bij behandeling met inhalatiecorticosteroïden. ICS kunnen het risico op pneumonie verhogen, maar worden in de GOLD-richtlijn vaker voorgeschreven dan geadviseerd.
De behandeling met tiotropium/olodaterol resulteert in een significante verbetering van de longfunctie in vergelijking met de combinatie van langwerkende bèta-agonist (LABA) en inhalatiecorticosteroïden (ICS) en vormt dan ook een geschikt alternatief.
42.953 patiënten
In deze niet-interventionele databasestudie is het risico van escalatie naar tripletherapie en een samengesteld eindpunt van escalatie naar tripletherapie, COPD-exacerbatie of longontsteking beoordeeld bij COPD-patiënten die een onderhoudsbehandeling met tiotropium/olodaterol of een LABA/ICS-combinatie kregen voorgeschreven.
Na herweging voor gestratificeerde propensityscores bestond de totale studiepopulatie uit 42.953 patiënten (gemiddelde leeftijd 65 jaar; 54,5% vrouw). De meeste deelnemers (n = 40.353) gebruikten LABA/ICS; de overige patiënten gebruikten tiotropium/olodaterol (n = 2600).
Minder escalatie en exacerbaties
Escalatie naar tripletherapie werd gedefinieerd als toevoeging van ICS aan tiotropium/olodaterol of een langwerkende muscariene antagonist (LAMA) aan LABA/ICS. Andere vormen van escalatie die tot tripletherapie leidden, werden niet beoordeeld. Bij patiënten die tiotropium/olodaterol gebruikten, vond minder vaak escalatie naar tripletherapie plaats dan bij degenen die een LABA/ICS-combinatie kregen (HR 0,23). Dit gold ook voor nadelige uitkomsten (HR 0,46).
De bevindingen waren onafhankelijk van het eosinofielengetal op baseline en exacerbaties in de voorgeschiedenis.
Bron