In de ADAPT-TAVR-studie, die gelijktijdig verscheen in Circulation, is gevonden dat patiënten die na een transkatheter-aortaklepvervanging (TAVR) gedurende 6 maanden met edoxaban werden behandeld, minder symptoomloze kleptrombose hadden dan patiënten die duale antiplaatjestherapie (DAPT) kregen. Dit verschil was echter niet significant.
Eerdere studies wezen erop dat maar liefst 38% van de patiënten die een TAVR ondergingen, een subklinische kleptrombose ontwikkelde. Een kleptrombose kan het risico op een beroerte of TIA verhogen. Het geven van antistolling in plaats van DAPT na een TAVR zou het risico op een beroerte of TIA kunnen verminderen.
In de ADAPT-TAVR-studie zijn 229 patiënten (gemiddelde leeftijd 80 jaar; 58% vrouw) die een TAVR hadden ondergaan en geen andere indicatie voor antistollingstherapie hadden, willekeurig toegewezen om gedurende 6 maanden edoxaban of DAPT te krijgen. Na 6 maanden werd bij 10 patiënten in de edoxaban-groep (9,8%) een subklinische kleptrombose op de CT-scan gedetecteerd, vergeleken met 20 patiënten in de DAPT-groep (18,4%). Dit verschil was echter niet significant. De klinische uitkomsten, te weten sterfte, beroerten, TIA’s en cognitieve en geheugenproblemen, waren vergelijkbaar in de twee groepen.
Volgens hoofdonderzoeker Duk-Woo Park (Seoul, Zuid-Korea) is niet bewezen dat een subklinische kleptrombose van invloed is op de uitkomsten van patiënten die een klepvervanging ondergaan. Ook biedt deze studie geen ondersteuning voor een routinematig gebruik van CT-scans om subklinische kleptrombose te detecteren.
Deze studie heeft verschillende beperkingen, gaf Park aan. Ten eerste was de studie niet geblindeerd. Verder waren te weinig patiënten ingeschreven om enige correlatie tussen de bevindingen op de MRI- of CT-scans en het optreden van nadelige events vast te stellen. Bovendien was de follow-up van 6 maanden te kort om de langetermijneffecten van een subklinische kleptrombose vast te stellen en om te bepalen of edoxaban of DAPT enig effect had op de duurzaamheid van de vervangende hartklep. Park en collega’s willen een aantal van deze vragen verder onderzoeken.
Bronnen