In een groot cohort van oudere jichtpatiënten die onlangs waren begonnen met uraatverlagende therapie, traden bij een treat-to-target strategie minder ‘major adverse cardiovascular events’ (MACE) op in vergelijking met het gebruik van uraatverlagende therapie zonder deze monitoring.
Sommige reumatologische verenigingen adviseren om bij de behandeling van jichtpatiënten een serumuraat-gestuurde treat-to-target strategie toe te passen. Er is echter twijfel over de cardiovasculaire veiligheid van uraatverlagende therapie. Het is niet duidelijk of een serumuraat-gedreven intensieve treat-to-target strategie veilig is in vergelijking met minder intensieve gebruikelijke zorg.
Bij het vergelijken van de verschillende behandelstrategieën zijn drie aspecten van treat-to-target in overweging genomen:
- voortzetting van uraatverlagende therapie;
- regelmatige monitoring van het serumuraat; en
- tijdige aanpassing van uraatverlagende therapie in geval van een serumuraat van > 6 mg/dl.
Er werden 4402 jichtpatiënten gevonden die begonnen met allopurinol of febuxostat. Hun gemiddelde leeftijd was 76,9 jaar en 60% was man. De incidentie van MACE was > 3,53 per 100 persoonsjaren. In de groep waarin iedere zes maanden het serumuraat werd gecontroleerd, was het risico op MACE lager dan in de groep die deze monitoring niet kreeg (RR 0,81). Ook het titreren van de uraatverlagende therapie op basis van het serumuraat verlaagde het risico op MACE (RR 0,86). Het MACE-risico was vergelijkbaar bij patiënten die verschillende treat-to-target strategieën kregen, en bij degenen die uraatverlagende therapie begonnen en daarmee doorgingen.
Hoewel in deze studie gebruik is gemaakt van rigoureuze causale inferentiemethoden, moeten de resultaten bevestigd worden in gerandomiseerde klinische studies.
Bron: