Resistentie tegen de vier belangrijkste klassen antiretrovirale middelen bij mensen met hiv blijkt in West-Europa steeds zeldzamer te worden. Sinds de komst van de integraseremmers is het aantal nieuwe resistentiegevallen niet gestegen; dit reflecteert de hoge resistentiebarrière van deze middelen.
Onderzoekers bekeken de incidentie en prevalentie van resistentie tegen drie klassen antiretrovirale middelen in de periode 1996 en 2019, evenals de incidentie en prevalentie van resistentie tegen vier klassen antiretrovirale middelen in de periode tussen 2008 en 2019. Hiervoor werd een cohort gebruikt dat zeven West-Europese landen omvatte: Duitsland, België, Italië, Portugal, Spanje, Zweden en Luxemburg. Resistentie tegen een middel werd gedefinieerd als een genotype dat zorgt voor een gemiddelde of hoge resistentie tegen een middel in een van de vier klassen antiretrovirale middelen. Deze groep bestaat uit de nucleoside reverse transcriptase inhibitors (NRTI’s), de non-nucleoside reverse transcriptase inhibitors (NNRTI’s), de proteaseremmers en de integraseremmers.
In de analyse van resistentie tegen drie klassen antiretrovirale middelen werden data van 39.956 mensen gebruikt. Tussen 1996 en 2019 ontwikkelde 6,9% van deze mensen resistentie tegen alle drie de klassen. In 2005 was de prevalentie met 10% het hoogst; na 2005 bleef de prevalentie onder de 10%. De incidentie in 2005 was 2,7% en bleef na 2010 onder de 1%. De analyse van resistentie tegen vier klassen antiretrovirale middelen betrof data van 16.019 mensen. In totaal ontwikkelde tussen 2008 en 2019 1,8% van de mensen resistentie. De prevalentie en incidentie bleven gedurende deze hele periode onder de 1%.
De onderzoekers vonden dat zowel de resistentie tegen drie klassen als tegen vier klassen antiretrovirale middelen geassocieerd was met subtype B-virus, hogere zenit of piek, viral load en het aantal gevallen van virologisch falen.
Bron
Rossetti B, et al. Declining incidence of HIV multidrug resistance in Europe. EACS 2021, abstract BPD1/1.