Bij late-onset MS treden de eerste symptomen van MS op na het 50e levensjaar. Kenmerken van dit type MS zijn onder meer een relatief hoge prevalentie van bewegingsstoornissen en van primair progressieve MS. Ook is mogelijk sprake van snellere en sterkere neurodegeneratie dan bij patiënten die op lagere leeftijd symptomen krijgen, ofwel adult-onset MS.
Prof. Weinstock-Guttman deed een literatuurstudie naar de klinische kenmerken en imagingresultaten bij patiënten met late-onset MS (LOMS) en maakte een vergelijking met patiënten met adult-onset MS (AOMS). Zij vond variatie in de prevalentie van LOMS tussen studies, waarbij een recente meta-analyse liet zien dat circa 5% van alle MS-patiënten LOMS heeft. Het bleek dat bij LOMS de eerste symptomen vaker bewegingsstoornissen zijn, terwijl bij AOMS vaker als eerste sensorische problemen en visuele symptomen optreden. Verder kwam bij LOMS-patiënten primair progressieve MS het meeste voor, terwijl dit bij AOMS-patiënten relapsing remitting MS was.
Uit een cohortstudie in Brits-Columbia bleek dat mensen met AOMS gemiddeld na 27,7 jaar een Expanded Disability Status Scale (EDSS)-score van 6 bereikten, terwijl dit bij LOMS 16,9 jaar was. Opvallend was dat mensen met AOMS deze score gemiddeld op jongere leeftijd hadden dan LOMS-patiënten, namelijk op de leeftijd van 58,4 jaar versus 71,2 jaar. Uit een vergelijking tussen MRI-scans van mensen met LOMS en AOMS-patiënten die waren gematcht op leeftijd, bleek dat neurodegeneratie gedurende een periode van 5 jaar sneller verliep en ernstiger was in de LOMS-groep dan in de AOMS-groep.
De effectiviteit van ziektemodificerende therapieën (DMT’s) op het optreden van relapses was vergelijkbaar tussen LOMS- en AOMS-patiënten. Daarentegen bleek dat de effectiviteit van DMT’s op de vermindering van ziekteprogressie afneemt met de leeftijd. Volgens Weinstock-Guttman is het belangrijk dat bij toekomstige klinische trials meer oudere patiënten geïncludeerd worden, omdat over deze groep nog relatief weinig bekend is.
Bron: