In een Italiaans cohort van patiënten met recent gediagnosticeerde MS, bleek van relapses losstaande progressie verantwoordelijk voor ongeveer twee derde van de incidenten die resulteerden in bevestigde accumulatie van beperkingen (CDA). Dit duidt erop dat progressie van MS zelfs in de vroegste stadia van de ziekte sluipenderwijs plaatsvindt.
Toename van beperkingen bij MS kan samenhangen met relapses (relapse associated worsening: RAW) of onafhankelijk daarvan optreden (progression independent of relapse activity: PIRA). Italiaanse onderzoekers gingen in een cohort patiënten met klinisch geïsoleerd syndroom (CIS) of vroege RRMS na, of bij CDA sprake was van RAW of van PIRA. Ook werd gekeken naar risicofactoren voor zowel RAW als PIRA. De onderzoekers maakten hierbij gebruik van data van 5287 patiënten met een CIS (bij 40%) of vroege MS (< 12 maanden, bij 60%) uit het Italiaanse nationale MS-register. De gebruikte definitie van CDA was een toename van de EDSS-score die na 24 weken werd bevestigd.
Na een follow-up van gemiddeld 11,4 jaar, was bij 2395 deelnemers (45%) sprake van CDA, dat bij 1457 (61%) op rekening kwam van PIRA en bij 938 (39%) van RAW. Het meest opvallende verschil was de leeftijd van de patiënten, die bij RAW gemiddeld 4 jaar lager was. Belangrijke factoren die PIRA voorspelden, waren behalve hogere leeftijd (aangepaste hazard ratio (aHR) 1,02; p < 0,001) met name RRMS (1,44; p 0,001), langere ziekteduur (1,52; p < 0,001), lagere EDSS-score op baseline (0,90; p < 0,001), langer gebruik van DMT’s voorafgaand aan PIRA (0,18; p < 0,001), en een kleiner aantal relapses voorafgaand aan PIRA (0,93; p < 0,001).
RAW werd vooral voorspeld door jonge leeftijd 0,99 (p = 0,001), CIS (1,54; p = 0,305), lagere EDSS (0,92; p 0,003), korter gebruik van DMT’s voor het incident (0,15; p < 0,001), en een hoger aantal relapses voor het incident (1,06; p < 0,001). Behandeling met DMT’s in een vroeg stadium bleek een effectieve manier om CDA te voorkomen, of het nu gaat om RAW of om PIRA (p < 0,001).
Bron: