Na de derde vaccinatie met het BNT162b2 mRNA COVID-19-vaccin neemt de immunogeniciteit langzamer af dan na de tweede vaccinatie. Dat concluderen Israëlische onderzoekers op basis van een prospectieve studie.
Na vaccinatie met een enkelvoudige dosis van het BNT162b2 mRNA COVID-19-vaccin (Pfizer/BioNTech) werd een snelle afname van de antistoftiters gerapporteerd. Om die reden werd een tweede en later ook een derde (booster)vaccinatie geadviseerd. Onderzoekers van het EMMS Nazareth-ziekenhuis in Israël verrichtten een prospectieve studie waarin zij het effect onderzochten van de derde vaccinatie en COVID-19-doorbraakinfecties op de anti-COVID-19-antistoftiters.
Aan de studie namen 100 personeelsleden van het ziekenhuis op vrijwillige basis deel. Vanaf het moment van de tweede vaccinatie monitorden de onderzoekers elke vijf weken hun antistoftiters. Vijf maanden na de tweede vaccinatie werd aan alle deelnemers de derde vaccinatie aanbevolen. Vervolgens werden de deelnemers (al dan niet na toediening van deze derde vaccinatie) nogmaals zeven maanden gevolgd. Naast de bepaling van de antistoftiters namen de onderzoekers elke twee weken en bij klachten een PCR-test af om vast te stellen of deelnemers geïnfecteerd waren met het SARS-CoV-2-virus.
66 deelnemers rondden de complete follow-up af. Voor 62 van hen rapporteerden de onderzoekers de vaccinatie- en infectiestatus en antistoftiters gedurende de studie. Hierbij onderscheidden zij drie groepen:
- boostergroep (3 vaccinaties; n = 40);
- infectiegroep (2 vaccinaties + infectie; n = 10);
- booster-infectiegroep (3 vaccinaties + infectie; n = 12)
De antistoftiters werden gemeten in aantal arbitraire eenheden (AU)/ml en gerapporteerd als log(antistoftiter).
Aan het begin van de studie, op het moment dat de deelnemers de tweede vaccinatie ontvingen, lag de log(antistoftiter) rond de 3. Een maand later lag deze net iets boven de 4. Vervolgens nam de titer weer geleidelijk af. Vijf maanden na de tweede vaccinatie lag de titer weer rond de 3. Onder de deelnemers die een boostervaccinatie ontvingen (zonder bijkomende infectie), steeg de log(antistoftiter) een maand na de derde vaccinatie weer naar een waarde van ongeveer 4 en bleef vrijwel op dat niveau tot het eind van de studie (7 maanden na de derde vaccinatie).
Aan het eind van de studie waren de waarden voor de log(antistoftiters) in de drie groepen deelnemers als volgt:
- boostergroep: 4,1 (= 12.577 AU/ml);
- infectiegroep: 4,4 (= 24.525 AU/ml);
- booster-infectiegroep: 4,7 (= 48.768 AU/ml).
De onderzoekers concluderen dat de afname van de immunogeniciteit na de derde vaccinatie langzamer is dan na de tweede vaccinatie. Het ideale moment voor de derde vaccinatie in immuuncompetente personen moet nog worden vastgesteld.
Bron: