Patiënten met hoogrisicomelanoom die zowel voor als na de operatie pembrolizumab kregen, hadden een significant lager risico op een recidief dan patiënten die het medicijn enkel als adjuvante behandeling kregen. Dit suggereert de fase II SWOG S1801-studie.
Voor de studie werden 345 patiënten met resectabel melanoom (stadium IIIB-IV) gerandomiseerd. Eén groep werd adjuvant behandeld met 18 kuren pembrolizumab (n = 159), de andere groep kreeg ook 18 kuren maar ontving 3 van deze behandelingen voorafgaand aan de operatie (n = 154). Het primaire eindpunt was de eventvrije overleving, gedefinieerd als de tijd vanaf randomisatie tot het optreden van ziekteprogressie of toxiciteit waardoor patiënten geen operatie meer konden ondergaan, het niet starten van adjuvante therapie binnen 84 dagen na de operatie, het optreden van een recidief, of overlijden.
Na een mediane follow-up van 14,7 maanden was de eventvrije overleving significant langer in de neoadjuvante therapie-arm, met een hazardratio van 0,58 in vergelijking met de adjuvante therapie-arm (p = 0,004). De 2-jaars-eventvrije overleving was respectievelijk 72 en 49%. De totale overleving was niet significant verschillend, maar met 36 sterfgevallen was die ook nog niet geschikt voor analyse (HR 0,63, p = 0,18).
Negen patiënten in de neoadjuvante arm hadden een radiografische complete respons en 59 hadden een partiële respons. Verder vonden de onderzoekers dat 21% van de patiënten een complete pathologische respons had.
Wat betreft bijwerkingen werd een vergelijkbare hoeveelheid graad 3/4-bijwerkingen gevonden in beide studiearmen. In beide armen bestonden de meest voorkomende bijwerkingen uit infecties.
De onderzoekers concluderen dat ten opzichte van adjuvant pembrolizumab, het opsplitsen van deze behandeling in een neoadjuvant en adjuvant deel, de eventvrije overleving van resectabel melanoom verbetert.
Bron