Na een orgaantransplantatie hebben patiënten een verhoogd risico op een ernstig beloop na een infectie met het cytomegalovirus (CMV). In een lezing op ECCMID 2023 gaf hoogleraar Ajit Limaye een update van nieuwe klinisch-relevante inzichten.1
Bij een serologische mismatch kan een CMV-infectie ontstaan. Die kans is met name aanwezig wanneer de ontvanger CMV-seronegatief is en de donor seropositief (CMV D+/R-). “Is er sprake van deze transmissie, dan geeft dat zowel bij nier-, lever- als longtransplantatie een slechtere algehele overleving”,2,3 vertelt Limaye. “Daarnaast zien we de prevalentie van CMV toenemen bij D+/R- transplantaties: waar die in de periode tot 2009 nog schommelde rond de 20%, neemt deze prevalentie in 2040 naar verwachting toe tot boven de 30%.4 Dat vraagt om betere preventieve strategieën.
Preëmptieve therapie
Bij patiënten die een hoog risico hebben op een actieve infectie, is de keuze uit 2 strategieën, namelijk profylaxe met een antiviraal middel gedurende 3 tot 6 maanden na de transplantatie, of preëmptieve therapie. Limaye: “Beide hebben voor- en nadelen. Tot nu toe zijn er weinig directe vergelijkende studies gedaan. Daarom hebben we in de CAPSIL-studie bij 205 patiënten geanalyseerd of preëmptieve therapie superieur is aan antivirale profylaxe. Met duidelijke resultaten: CMV-seronegatieve levertransplantatieontvangers met seropositieve donoren hadden bij het gebruik van preëmptieve therapie een lagere incidentie van CMV gedurende 12 maanden. Na het opnieuw analyseren van bestaande studies lijken deze resultaten ook te gelden voor niertransplantatiepatiënten.5
Nieuwe middelen
Limaye staat ook stil bij nieuwe medicamenteuze therapieën, zoals maribavir en letermovir. “Letermovir remt het CMV-DNA-terminasecomplex dat nodig is voor het knippen en verpakken van DNA voor de productie van nieuwe viruspartikels.6 Letermovir is non-inferieur aan valganciclovir: op week 52 na transplantatie zijn de uitkomsten ongeveer gelijk (10,4 vs. 11,8%), maar letermovir geeft minder complicaties, zoals leukopenie of neutropenie.7 Maribavir remt de virale pUL97-kinaseactiviteit en interfereert met de morfogenese en nucleaire egressie van nascente virale deeltjes.6 Het middel werkt goed bij ontvangers van transplantaten en bleek veilig in 2 fase II-studies en wordt nu getest in fase III-studies. Tot slot wordt er gewerkt aan nieuwe vaccins om het CMV-virus te voorkomen, zoals Triplex en het mRNA-1647 vaccin. Hiernaar lopen fase II-studies.”
Bronnen:
- Limaye AP. Viral infections in immunosuppressed patients: what is new? ECCMID 2023, oral presentation.
- Leeaphorn N, Garg N, Khankin Evet al. Recurrence of IgA nephropathy after kidney transplantation in steroid continuation versus early steroid-withdrawal regimens: a retrospective analysis of the UNOS/OPTN database. Transpl Int. 2018;31(2):175-86.
- Vutien P, Perkins J, Biggins SWet al. Association of donor and recipient cytomegalovirus serostatus on graft and patient survival in liver transplant recipients. Liver Transpl. 2021;27(9):1302-11.
- Imlay H, Wagener MM, Vutien P, et al. Increasing proportion of high-risk cytomegalovirus donor-positive/recipient-negative serostatus in solid organ transplant recipients. Transplantation. 2023 1;107(4):988-93.
- Singh N, Winston DJ, Razonable RR, et al. Effect of preemptive therapy vs antiviral prophylaxis on cytomegalovirus disease in seronegative liver transplant recipients with seropositive donors: a randomized clinical trial. JAMA. 2020 14;323(14):1378-87.
- Piret J, Boivin G. Clinical development of letermovir and maribavir: Overview of human cytomegalovirus drug resistance. Antiviral Res. 2019;163:91-105
- Limaye A. IDWeek 2022, abstract LB2307.