Resultaten van de PNEUMOVAS-studie laten zien dat een nieuwe vaccinatiestrategie tegen pneumokokken veilig is en vergeleken met de standaard vaccinatiestrategie geassocieerd is met een significant betere humorale respons bij patiënten met ANCA-geassocieerde vasculitis.1
Patiënten die behandeld worden met glucocorticoïden plus rituximab hebben een verhoogd risico op infecties, met name op invasieve pneumokokkeninfecties. Daarnaast is rituximab geassocieerd met een verminderde effectiviteit van een aantal vaccins.
In de fase II-PNEUMOVAS-studie werd de uitkomst onderzocht van drie vaccinatiestrategieën voor pneumokokken bij patiënten met antineutrofiele cytoplasmatische antistoffen (ANCA)-geassocieerde vasculitis (AAV) die behandeld zullen worden met rituximab.
De patiënten werden 1:1:1 gerandomiseerd naar de standaardstrategie bestaande uit een dosis 13-valent pneumokokkenconjugaatvaccin (PCV13) op dag 0, gevolgd door een dosis 23-valent niet-geconjugeerd vaccin (PPV23) na 5 maanden (arm 1), een dosis PCV13 op zowel dag 0 als dag 7 gevolgd door een dosis PPV23 na 5 maanden (arm 2), of 4 doses PCV13 op dag 0 gevolgd door een dosis PPV23 na 5 maanden (arm 3). De primaire uitkomstmaat was de humorale respons na 6 maanden tegen de 12 serotypen die zowel in PCV13 als PPV23 aanwezig zijn.
Na 6 maanden werd een immuunrespons tegen 0-3, 4-6, 7-9 of 10-12 serotypen waargenomen bij 83,3, 13,3, 3,3 en 0% van de patiënten in arm 1, bij 56,3, 28,1, 15,6 en 0% van de patiënten in arm 2 en bij 60,6, 33,3, 6,1 en 0% van de patiënten in arm 3.1 Na correctie voor leeftijd hadden de patiënten in arm 2, maar niet in arm 3, significant meer kans om in hogere responscategorie te vallen vergeleken met patiënten in arm 1 (proportionele odds ratio: 4,1 (97,5%-BI 1,1-15,9); p = 0,018).
Lokale en/of systemische reacties 7 dagen na vaccinatie en bijwerkingen die (mogelijk) zijn gerelateerd aan vaccinatie gedurende de eerste 6 maanden kwamen vaker voor in arm 2 en 3, maar waren voornamelijk graad 1 of 2 lokale reacties.
Bron: