Kankerpatiënten die voor een auto-immuunziekte zoals reumatoïde artritis (RA) checkpointremmers krijgen, ervaren weliswaar vaker flares dan patiënten die deze middelen niet krijgen, maar zij kunnen wel gewoon doorgaan met de behandeling. Dit omdat zij verder evenveel immuungerelateerde bijwerkingen hebben als patiënten zonder auto-immuunziekte. Dat blijkt uit onderzoek dat deze week werd gepresenteerd op het ACR/ARHP-congres in Atlanta.
In de studie werden de veiligheid en werkzaamheid van checkpointremmers bij patiënten met RA onderzocht. Checkpointremmers maken de blokkades door kankercellen in het afweersysteem ongedaan. Daardoor is het afweersysteem weer beter in staat om kankercellen te herkennen, in toom te houden of te vernietigen. Bij een deel van de patiënten kan op deze manier metastasering behandeld worden.
Tot nu toe werden patiënten met reeds bestaande auto-immuunziekten echter grotendeels uitgesloten van klinische onderzoeken met checkpointremmers vanwege de bezorgdheid over verhoogde bijwerkingen. In de klinische praktijk zijn sommige RA-patiënten behandeld met checkpointremmers, maar de risico’s op toxiciteit en/of opvlammingen zijn niet duidelijk omschreven.
De onderzoekers voerden een retrospectieve analyse uit ter evaluatie van de veiligheid en werkzaamheid van twee checkpointremmende therapieën (anti-CTLA-4 en anti-PD-1) bij patiënten met reeds bestaande auto-immuunziekten die werden behandeld van 2011 tot 2018. De primaire eindpunten van de studie waren incidenten van immuungerelateerde ongewenste voorvallen en auto-immuunziekten. Het secundaire eindpunt van de studie was de totale overleving.
Van de 84 patiënten met reeds bestaande auto-immuunziekten die een maligniteit ontwikkelden en werden behandeld met checkpointremmers, identificeerden de onderzoekers 22 patiënten met RA. Zestien patiënten ontvingen immuunmodulerende therapie voor hun RA aan het begin van een behandeling met een checkpointremmer, waarbij acht patiënten systemische corticosteroïden kregen en zeven patiënten methotrexaat. Wat maligniteiten betreft hadden zeven patiënten een melanoom en zeven niet-kleincellige longkanker (NSCLC) of andere vormen van kanker. Dertien patiënten werden behandeld met pembrolizumab, negen met nivolumab en vier met ipilimumab. Bij zeven patiënten (41%) traden ongunstige bijwerkingen (toxiciteit) op: dermatitis bij vier patiënten (18%) en colitis bij drie (14%). Vijf patiënten stopten tijdelijk met de behandeling vanwege immuungerelateerde bijwerkingen. RA-flares kwamen voor bij twaalf patiënten (55%), van wie negen een behandeling met orale corticosteroïden kregen voor hun aanval. Bij slechts één patiënt moest de checkpointremmer permanent gestaakt worden vanwege RA-flares.
Over het algemeen traden bij 16 (73%) van de 22 patiënten flares of andere immuungerelateerde bijwerkingen op. De gemiddelde algehele overleving voor RA-patiënten na het starten van de behandeling met checkpointremmers was 10,5 maanden. Hoewel het studiecohort klein was, concluderen de onderzoekers dat de ernst van immuungerelateerde bijwerkingen van checkpointremmers bij RA-patiënten vergelijkbaar is met die bij patiënten zonder auto-immuunziekten.
Efuni E, at al. Risk of immunotherapy related toxicity in patients with rheumatoid arthritis. Presented at the ACR/ARP Annual Meeting, Atlanta, nov. 2019. Abstract 1339.