Oorzaak van MINOCA vaststellen met coronaire OCT en CMR

Delen via:
AHA 2020

Bij 84,5% van de vrouwen met MINOCA kan met coronaire OCT en CMR het onderliggende mechanisme ervan vastgesteld worden. Bij driekwart is de oorzaak een ischemische en bij een kwart een niet-ischemische aanverwante diagnose. Deze uitkomst werd gepresenteerd tijdens een late breaking sessie en tegelijkertijd gepubliceerd in Circulation.

Bij 6-15% van de myocardinfarcten is sprake van een myocardinfarct met niet-obstructieve coronairarteriën (MINOCA). Dit treft onevenredig veel vrouwen. Om de onderliggende oorzaak van MINOCA te bepalen, wordt multimodale beeldvorming aanbevolen.

Afwijkingen bij beeldvorming

Het doel van de studie was door middel van coronaire optische coherentietomografie (OCT) en cardiale magnetische resonantie-imaging (CMR) de mechanismen achter MINOCA vast te stellen. Als bij coronairangiografie < 50% stenose in alle grote arteriën aan het licht kwam, werd een OCT gemaakt, gevolgd door een CMR.

Van de 301 vrouwen kregen 170 de diagnose MINOCA. Bij 145 vrouwen was de kwaliteit van de OCT-beeldvorming voldoende voor een analyse. 116 van deze vrouwen kregen een aanvullende CMR. Bij 46,2% werd met OCT een duidelijke of mogelijke oorzaak van MINOCA vastgesteld. Dit betrof meestal een plaqueruptuur, een holte in de plaque of een gelaagde plaque. Bij 74,1% was de CMR afwijkend. Een ischemisch patroon van CMR-afwijkingen (infarct of myocardiaal oedeem in het gebied van de coronairvaten) was aanwezig bij 53,4% van de deelnemers die een CMR kregen. Een niet-ischemisch patroon van CMR-afwijkingen (myocarditis, takotsubocardiomyopathie of niet-ischemische cardiomyopathie) was aanwezig bij 20,7%.

Meestal oorzaak gevonden

De resultaten van de beeldvorming werden gecombineerd om, indien mogelijk, het mechanisme achter MINOCA vast te stellen. Dit lukte bij verreweg de meeste vrouwen (84,5%) met behulp van multimodaliteitsbeeldvorming. Dit percentage was significant hoger dan met alleen OCT (p < 0,001) of met alleen CMR (p = 0,001). Een ischemische oorzaak werd vastgesteld bij 63,8% van de vrouwen met MINOCA en een niet-ischemische oorzaak bij 20,7%. Bij 15,5% werd geen oorzaak gevonden.

Conclusies

Deze resultaten laten zien dat het haalbaar is om de oorzaak van MINOCA vast te stellen. Dit kan in potentie een leidraad bieden voor de secundaire preventie.

Bronnen:

Gewichtstoename en cardiometabole risico’s na switch naar INSTI

mrt 2025 | HIV, Virale infecties

Lees meer over Gewichtstoename en cardiometabole risico’s na switch naar INSTI

Bloedverdunners verminderen cognitieve achteruitgang bij AF niet

dec 2024 | Neuro-vasculair, Ritmestoornissen

Lees meer over Bloedverdunners verminderen cognitieve achteruitgang bij AF niet

Hoge zinkinname uit voeding verhoogt mogelijk cardiovasculair risico

dec 2024 | Angina pectoris, Atherosclerose, Hartfalen, Kleplijden, Myocardinfarct, Ritmestoornissen, Vaatlijden

Lees meer over Hoge zinkinname uit voeding verhoogt mogelijk cardiovasculair risico

Ablatie soms beter dan anti-aritmica

dec 2024 | Interventiecardiologie, Ritmestoornissen

Lees meer over Ablatie soms beter dan anti-aritmica

Vutrisiran vermindert sterfte en recidief cardiovasculaire events bij ATTR-CM

dec 2024 | Hartfalen

Lees meer over Vutrisiran vermindert sterfte en recidief cardiovasculaire events bij ATTR-CM

Genetische tests bij foetale cardiomyopathie cruciaal

dec 2024 | Interventiecardiologie

Lees meer over Genetische tests bij foetale cardiomyopathie cruciaal

SGLT2-remmers bieden verbetering bij kinderen met LV systolische disfunctie

dec 2024 | Hartfalen

Lees meer over SGLT2-remmers bieden verbetering bij kinderen met LV systolische disfunctie

Gunstig effect van obicetrapib bij heterozygote familiaire hypercholesterolemie

dec 2024 | Atherosclerose

Lees meer over Gunstig effect van obicetrapib bij heterozygote familiaire hypercholesterolemie

Tirzepatide vermindert cardiovasculaire sterfte en HF-verslechtering bij obese HFpEF-patiënten

dec 2024 | Hartfalen

Lees meer over Tirzepatide vermindert cardiovasculaire sterfte en HF-verslechtering bij obese HFpEF-patiënten