In een exploratieve analyse van gegevens uit de SUNBEAM-trial komt een positief verband naar voren tussen gebruik van ozanimod en cognitieve verwerkingssnelheid bij multipele sclerose. Het percentage deelnemers aan deze fase III-trial bij wie de cognitieve verwerkingssnelheid verbetert, steeg tijdens de eerste 2 à 3 jaar waarin ze ozanimod kregen. Daarna bleef dit effect bestaan bij het continueren van de behandeling.
Uit resultaten van de fase III-trial SUNBEAM (NCT02294058) was gebleken dat ozanimod over een periode van 12 maanden de cognitieve verwerkingssnelheid verbeterde vergeleken met interferon β-1a (IFN) bij patiënten met multipele sclerose (MS). Deelnemende patiënten kregen in deze dubbelblinde studie eenmaal daags ozanimod (0,92 of 0,46 mg), of eenmaal per week intramusculaire IFN 30 µg. Daarna konden ze doorstromen naar de open label extensiestudie genaamd DAYBREAK (NCT02576717), waarin iedereen ozanimod 0,92 mg kreeg. In een exploratieve analyse is gekeken hoe het eerdere effect van ozanimod op cognitieve verwerkingssnelheid zich ontwikkelde over een periode van 60 maanden. Dit effect werd gemeten met de Symbol Digit Modalities Test (SDMT). Er werd specifiek nagegaan welk percentage deelnemers een klinisch belangwekkende verbetering of verslechtering van 4 punten of meer had.
Van 792 deelnemers aan SUNBEAM die doorstroomden naar de DAYBREAK-studie werden de data geanalyseerd: 397 uit de groep die al ozanimod 0,92 mg hadden geloot, en 395 die van IFN op ozanimod 0,92 mg overstapten. De gemiddelde SDMT-scores op baseline waren respectievelijk 48,0 en 47,4. Aan het eind van de SUNBEAM-studie was de score op de SDMT verbeterd bij 137 deelnemers (34,5%) in de ozanimod-groep en bij 110 (27,8%) in de IFN-groep. De score op de SDMT verslechterde bij respectievelijk 92 (23,2%) en 111 (28,1%) deelnemers. Na 36 maanden in de DAYBREAK-studie was het aandeel deelnemers met een betere score op de SDMT in de oorspronkelijke ozanimod- en de IFN-groep gelijk: 144 (40%) en 137 (40,1%). Respectievelijk 83 (23,1%) en 96 (28,1%) deelnemers hadden een slechtere score. Na 60 maanden bestond dit effect nog steeds: 134 (41,5%) en 112 (36,8%) deelnemers hadden een betere score op de SDMT, terwijl 84 (26,0%) en 83 (27,3%) deelnemers een slechtere score hadden.
Bron: