Een geïntegreerd palliatief zorgprogramma leidt ertoe dat COPD-patiënten minder gebruik hoeven te maken van acute zorg. Het programma heeft geen effect op de kwaliteit van leven en het welbevinden. Dit zijn de resultaten van de COMPASSION-studie.
Patiënten met COPD hebben een lagere kwaliteit van leven dan gezonde mensen. Palliatieve zorg is voor deze groep nog niet heel gebruikelijk. Vaak wordt deze zorg niet of pas in een zeer laat stadium gegeven. Van patiënten met kanker is bekend dat palliatieve zorg de kwaliteit van leven verhoogt en het zorggebruik vermindert. Dit roept de vraag op of palliatieve zorg ook bij COPD-patiënten zinvol kan zijn.
De Nederlandse cluster-gerandomiseerde COMPASSION-studie onderzocht het effect van geïntegreerde palliatieve zorg op de kwaliteit van leven en het gebruik van acute zorg van COPD-patiënten. De onderzoekers randomiseerden 8 Nederlandse ziekenhuisregio’s naar een interventie- en een controlegroep. De ziekenhuizen in de interventieregio’s boden geïntegreerde palliatieve zorg, de ziekenhuizen in de controleregio’s boden de gebruikelijke COPD-zorg. De geïntegreerde palliatieve zorg bestond uit de identificatie van patiënten in de palliatieve fase, een multidimensioneel assessment, advance care planning en zorgcoördinatie. Patiënten vulden bij aanvang van de studie en na 3 en 6 maanden vragenlijsten in. Na 12 maanden werd hun medisch dossier beoordeeld.
De primaire uitkomstmaat van de studie was de door de patiënt gerapporteerde kwaliteit van leven (Functional Assessment of Chronic Illness Therapy – Palliative Care; FACIT-Pal). Secundaire uitkomstmaten betroffen zowel het welbevinden van de patiënt (gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven, angst of depressie, spiritueel welbevinden en tevredenheid) als het gebruik van acute zorg (aantal bezoeken aan de spoedeisende hulp, aantal ziekenhuisopnames, aantal opnamedagen, aantal opnames op de intensive care). In totaal bevatte de interventiegroep 98 en de controlegroep 124 patiënten.
De kwaliteit van leven verschilde niet tussen de twee groepen. Hetzelfde gold voor het welbevinden. Het gebruik van acute zorg was lager in de interventiegroep (adjusted IRR voor het aantal ziekenhuisopnamen: 0,690, 95%-BI 0,462; 1,026, adjusted OR voor het aantal IC-opnamen: 0,212 (95%-BI 0,032-0,813)).
De onderzoekers concluderen dat de interventie geen effect heeft op het welbevinden van patiënten, maar dat er mogelijk wel een effect is op het gebruik van acute zorg. Zij gaan de dataverzameling (niet gerandomiseerd) voortzetten in een real-world setting.
Bron: