Sacubitril/valsartan verlaagt NT-proBNP, maar verbetert de functionele capaciteit niet in vergelijking met gepersonaliseerde behandeling bij patiënten met hartfalen met een behouden ejectiefractie (HFpEF). Dat is de belangrijkste bevinding van de PARALLAX-studie die tijdens een Hot Line-sessie werd gepresenteerd.
Eerder onderzoek suggereerde dat sacubitril/valsartan (S/V) ziekenhuisopnames voor hartfalen bij HFpEF-patiënten kan verminderen in vergelijking met valsartan. In de dagelijkse praktijk krijgen echter niet alle HFpEF-patiënten een angiotensinereceptorblokker (ARB). Velen gebruiken een angiotensine-converterende enzym (ACE)-remmer, maar er zijn ook patiënten die helemaal geen RAS-remmer krijgen.
PARALLAX testte daarom de effecten van S/V versus een optimale gepersonaliseerde behandeling (bestaande uit de ACE-remmer enalapril of de ARB valsartan), of placebo. Deze laatste vormen samen de controlegroep. In totaal werden 2572 HFpEF-patiënten gerandomiseerd naar S/V of een van de andere drie condities.
De studie voldeed aan het eerste primaire eindpunt: na 12 weken vertoonden patiënten in de S/V-groep een 16,4% grotere afname van NT-proBNP dan patiënten in de controlegroep (p < 0,0001). De studie voldeed echter niet aan het tweede primaire eindpunt: in week 24 was de 6-minutenloopafstand in beide groepen verbeterd; de gemiddelde verandering was 9,7 meter in de S/V-groep en 12,2 meter in de controlegroep (p = 0,79). De kwaliteit van leven bleek in beide groepen te zijn verbeterd. Deze was in week 4 beter in de S/V-groep dan in de controlegroep, maar in week 24 werd er geen verschil gevonden. Ook veranderingen in NYHA-klasse waren in week 24 vergelijkbaar.
Events op het gebied van hartfalen, zoals verergering van hartfalen, waren de meest voorkomende ernstige bijwerkingen en traden vaker op in de controlegroep dan in de S/V-groep. Uit een post-hocanalyse bleek dat S/V het risico op een ziekenhuisopname vanwege hartfalen met 50% verminderde (p = 0,005).
Bron: