In de KEYNOTE-564-studie laat adjuvant pembrolizumab bij patiënten met niercelcarcinoom en een hoog risico op terugkeer van de ziekte ook na 30 maanden follow-up een aanzienlijke verbetering van de ziektevrije overleving zien ten opzichte van placebo. Er waren geen nieuwe veiligheidssignalen. Deze update levert verder bewijs om pembrolizumab bij deze patiënten standaard aan de behandeling toe te voegen.
In de fase III-studie KEYNOTE-564 werden 994 patiënten met al dan niet gemetastaseerd niercelcarcinoom na nefrectomie gerandomiseerd naar behandeling gedurende een jaar met pembrolizumab of placebo. Na 24 maanden was de ziektevrije overleving (DFS) significant gunstiger in de interventiearm (HR 0,68; 95%-BI 0,53-0,87; p = 0,001). De resultaten van nog eens zes maanden follow-up werden gepresenteerd door prof. dr. Thomas Powles (Londen). Hij vertelde dat het positieve effect op de DFS ook 30 maanden na randomisatie behouden bleef (HR 0,63; 95%-BI 0,50−0,80; nominale p < 0,0001). Dit voordeel was ook in vooraf gespecificeerde subgroepen aanwezig:
- patiënten zonder metastasen (M0) en een middelhoog risico op terugkeer van de ziekte (HR 0,68; 95%-BI 0,52−0,89);
- patiënten met M0 en een hoog risico op terugkeer (HR 0,60; 95%-BI 0,33−1,10);
- patiënten met metastasen (M1) en geen bewijs van ziekteactiviteit (HR 0,28; 95%-BI 0,12−0,66).
Bij terugkeer van de ziekte ging het meestal (87%) om metastasen op afstand. De DFS bij M0-patiënten was 79,2% in de pembrolizumab-arm versus 71% in de placeboarm. In de M1-groep was dit 79,3 versus 44,8%. De geschatte totale overleving na 24 maanden was 96,2% in de pembrolizumab-arm versus 93,8% in de placeboarm, met respectievelijk 23 en 43 sterfgevallen (HR 0,52; 95%-BI 0,31−0,86; p = 0,0048). ‘Dit lijkt significant maar is het niet: deze data zijn nog niet rijp genoeg’, aldus Powles. Pas na 200 sterfgevallen kan een finale analyse van de totale overleving gedaan worden. In de extra zes maanden follow-up werd verder geen toename in bijwerkingen of ernstige bijwerkingen gezien, noch een toename in corticosteroïdgebruik vanwege immuniteitsgerelateerde gebeurtenissen.
Bron