Een longitudinale studie over een periode van 30 jaar laat zien dat een in hoofdzaak plantaardig dieet dat rijk is aan voedingsstoffen significant is geassocieerd met minder verval van longfunctie. Dit resultaat laat zien dat op populatieniveau een dergelijk dieet op de lange termijn kan bijdragen aan een goede longconditie.
Om te kijken welke invloed een in hoofdzaak plantaardig dieet rijk aan voedingsstoffen heeft op de ontwikkeling van de longfunctie, volgden de onderzoekers een groep van 3787 jonge volwassenen die in 1985-1986 tussen de 18 en 30 jaar waren, de 30 daaropvolgende jaren. Het ging om deelnemers aan de Coronary Artery Risk Development in Young Adults (CARDIA)-studie.
Het eetpatroon werd op baseline, na 7 jaar en na 20 jaar geanalyseerd aan de hand van de gevalideerde CARDIA dietary history-vragenlijst. De mate waarin het eetpatroon primair plantaardig was, werd gescoord met de eveneens gevalideerde A Priori Diet Quality Score (APDQS). De primaire uitkomstmaat was FEV1 en FVC, gemeten in jaar 0, 2, 5, 10, 20 en 30.
In multivariabele regressiemodellen werden significante associaties gevonden tussen jaarlijkse veranderingen van de APDQS in zowel FVC als FEV1. Bij deelnemers in het laagste APDQS-kwintiel (dus met de minste adherentie aan een plantaardig dieet) was de achteruitgang in FEV1 1,6 ml per jaar groter vergeleken met mensen in het hoogste kwintiel (33,4 versus 35,0 ml per jaar, p = 0,009). De achteruitgang in de FVC was in het laagste kwintiel 2,4 ml per jaar groter dan in het hoogste kwintiel (37,0 versus 34,6 ml per jaar, p < 0,001). Er was geen significante associatie tussen APDQS en FEV1/FVC. Wel zaten in de groepen met een behouden goede en een behouden ideale longfunctie proportioneel meer mensen uit het hoogste APDQS-kwintiel dan in de groep met een aanhoudend slechte longfunctie.
Bron: