Bij patiënten met primaire scleroserende cholangitis (PSC) verlaagt pruritus de kwaliteit van leven en de gezondheidsindex. Daarom moet goed worden gekeken naar de ernst van de jeuk, die in het behandelplan prioriteit moet krijgen. De toevoeging van vancomycine aan standaard medische behandeling (SMT) was effectiever bij pruritus dan SMT alleen.
Voor het eerst is in een studie de impact van pruritus bij patiënten met PSC op de kwaliteit van leven en de zorgaanspraak onderzocht en gekwantificeerd.1 De onderzoekers maakten hierbij gebruik van resultaten van de zogenoemde GLIMMER-studie (NCT02966834). Dat was een placebogecontroleerde fase IIb-studie waarin linerixibat is getest als behandeling van pruritus bij PSC. Van de 147 deelnemers was de pruritus matig-ernstig bij 76, licht bij 35 en ernstig bij 36 deelnemers. Meer jeuk was geassocieerd met een hogere alkalinefosfaatspiegel.
De EuroQol 5D (EQ-5D) van de studiepopulatie was op baseline 0,69 (SD 0,23), wat lager is dan gemiddeld bij PSC. De EQ-5D was bij lichte pruritus 0,75 (0,17), bij matige pruritus 0,76 (0,17) en bij ernstige pruritus slechts 0,49 (0,28). Deze laatste score is vergelijkbaar met de EQ-5D bij ernstige Parkinson van 0,47 (0,28). Tijdens de studie nam de EQ-5D in de placebogroep nog iets af (-0,01), maar steeg deze in de linerixibat-groepen (0,04-0,05). De auteurs erkenden dat de verbetering gering was, maar ze zagen in de resultaten wel een duidelijke aanwijzing voor een behandeleffect.
In de aansluitende presentatie kwamen de resultaten aan bod van een prospectieve gecontroleerde behandeltrial bij 54 PSC-patiënten met matige of ernstige pruritus.2 Zij kregen drie weken lang standaardbehandeling (ursodeoxycholzuur 300 mg) met of zonder toevoeging van orale vancomycine (3 dd 250 mg). De combinatie werd goed verdragen en was effectiever in het verminderen van de pruritus dan alleen de standaardbehandeling.