Tijdens EAU20 Virtual zijn resultaten gepresenteerd van niet-geselecteerde patiënten met gemetastaseerde castratieresistente prostaatkanker (mCRPC) die zijn behandeld met enzalutamide. Deze data ondersteunen volgens de auteurs de toepasbaarheid van enzalutamide in de real-world setting en valideren resultaten in gerandomiseerde klinische studies.
In deze observationele studie, genaamd PREMISE, zijn 1732 mannen met mCRPC geïncludeerd en behandeld met enzalutamide. Ze waren opgedeeld in 4 cohorten: 1) geen chemotherapie en abirateron (n = 1175); 2) chemotherapie, geen abirateron (n = 418); 3) geen chemotherapie, wel abirateron ( = 42); 4) chemotherapie en abirateron (n = 97). Daarmee vertegenwoordigen deze data ook patiëntengroepen die doorgaans niet in klinische trials worden geïncludeerd.
Het primaire eindpunt was mediane tijd tot therapiefalen (TTF). De TTF was het langst in cohort 1, namelijk 12,9 maanden. In cohort 2, 3 en 4 was de TTF respectievelijk 8,4, 7,1 en 4,6 maanden. De belangrijkste reden van therapiefalen was PSA-progressie (11,9–24,0%). Therapiefalen door tijdens de behandeling opkomende bijwerkingen (TEAE’s) was ongeveer gelijk in de cohorten 1, 2 en 3 (12,7–16,7%) en het hoogst in cohort 4 (22,9%). De TTF was in cohort 1 langer bij mannen ≤ 75 jaar dan bij mannen > 75 jaar. De mediane tijd tot PSA-progressie was het langst in cohort 1 (17,7 maanden); in de cohorten 2, 3 en 4 bedroeg deze 9,8, 14,5 en 4,0 maanden.
De veiligheid kwam in grote lijnen overeen met het profiel dat uit gerandomiseerde trials naar voren kwam. TEAE’s kwamen het minst vaak voor in cohort 1 (51,0%), vergeleken met cohort 2 (62,2%), 3 (59,5%) en 4 (73,2%). De meest voorkomende TEAE in alle cohorten was vermoeidheid (14,5–19,6%). Ernstige TEAE’s kwamen met 9,5% het minst voor in cohort 3; in cohort 1, 2 en 4 in respectievelijk 20,1%, 27,8% en 35,1% van de gevallen.
Bron: