Bij Duitse hiv-patiënten en hun behandelende artsen is onderzocht welke redenen ze hebben om over te stappen van dagelijkse orale behandeling met ART naar een langwerkende behandeling bestaande uit cabotegravir en rilpivirine (CAB+RPV), die om de twee maanden geïnjecteerd wordt. Vrees dat hun besmetting bekend wordt en zorgen om de compliantie zijn bij patiënten onder meer redenen voor de switch.
De zogeheten CARLOS-studie is een prospectief onderzoek in Duitsland onder mensen met hiv die in de dagelijkse klinische praktijk switchten van ART naar langwerkende CAB+RPV. In dit onderzoek werden de klinische kenmerken van deze patiënten en de redenen die hun artsen en zijzelf opgaven voor de overstap geanalyseerd. De studiepopulatie bestond uit 236 mensen met hiv die tussen mei en december 2021 waren begonnen met langwerkende CAB+RPV. Zij hadden daarvoor gemiddeld 8,1 jaar ART gebruikt.
De vaakst genoemde problemen van de deelnemers met ART was de noodzaak om het middel dagelijks te gebruiken (40%), het willen verbergen van dit gebruik voor anderen (34%), het dagelijks geconfronteerd worden met je hiv-status (27%) en moeite hebben om te onthouden de medicatie elke dag te nemen (27%). Overigens gaf een derde (32%) aan geen problemen te hebben met dagelijkse inname van ART.
Het meest geschikt voor langwerkende CAB+RPV waren volgens hun behandelende artsen mensen met hiv die het moe zijn dagelijks tabletten te nemen of die zich gestigmatiseerd voelen door hun hiv, die stress of zorgen ervaren over hun dagelijkse therapietrouw, en mensen die bang zijn dat anderen erachter komen dat ze hiv hebben en dat hun dagelijkse medicijnen worden ontdekt.
Er waren bij sommige gebruikers bedenkingen over de CAB+RPV, zoals pijn door de injectie (33%) en relatief lagere effectiviteit (27%). Deze zorgen wogen echter minder zwaar dan de wens om te switchen. De belangrijkste motieven hiervoor waren gebruiksgemak en ‘tabletmoeheid’.
Bron: