In de REVeAL-HF-studie is voor de eerste keer gerandomiseerd uitgezocht of kennis over de prognose van hartfalen van invloed is op de klinische besluitvorming en de uitkomsten. Deze informatie bleek echter niet van invloed op het aantal ziekenhuisopnames of het overlijdensrisico.
Hartfalen is een veelvoorkomende oorzaak van ziekenhuisopnames en kent een aanzienlijke morbiditeit en mortaliteit. Het nauwkeurig vaststellen van de prognose zou kunnen leiden tot een gerichter gebruik van interventies en zodoende tot betere uitkomsten.
REVeAL-HF was gebaseerd op de elektronische patiëntendossiers van het Yale New Haven Health System. Dit zorgsysteem bestaat uit kleine perifere ziekenhuizen en grote tertiaire centra. De 3124 deelnemende patiënten waren vanwege hartfalen opgenomen, hadden een NT-proBNP-niveau van > 500 pg/ml en kregen binnen 24 uur na opname intraveneuze diuretica. Ze werden gerandomiseerd naar de interventie- of de gebruikelijke zorggroep.
De mediane leeftijd was 77 jaar, 51% was vrouw en 20% was zwart. Het mediane NT-proBNP-niveau was 3826 pg/ml. 17,5% van de patiënten werd opgenomen op de intensive care (IC) en 28% had een linkerventrikelejectiefractie (LVEF) van ≤ 40%. Er waren geen significante verschillen tussen de studiegroepen wat betreft het voorschrijven van medicijnen tegen hartfalen bij ontslag, ICD-implantatie of verwijzing naar palliatieve zorg.
Het primaire eindpunt, een samenstelling van heropnames tot 30 dagen later en de sterfte door alle oorzaken tot een jaar later, trad op bij 38,9% van de patiënten in de interventiegroep en bij 38,4% in de gebruikelijke zorggroep (p = 0,89). Er waren ook geen significante verschillen in de vooraf gespecificeerde subgroepen.
Alleen nauwkeurige prognostische informatie lijkt dus niet te leiden tot andere klinische beslissingen waardoor de uitkomsten van opgenomen hartfalenpatiënten verbeteren. Artsen hebben mogelijk bij de besluitvorming meer ondersteuning nodig.
Bron: