Microvasculaire complicaties verhogen het risico op overlijden aanzienlijk bij mensen met diabetes type 1, ongeacht leeftijd, geslacht, BMI, glykemische controle, diabetestype en duur. De aanwezigheid van twee gelijktijdige microvasculaire complicaties verhoogde het risico op sterfte door alle oorzaken met 203%. Drie gelijktijdige complicaties verhoogde dit zelfs met 692%.
Dit blijkt uit een onderzoek waarin mensen tussen 1999 en 2001 gedurende 21 jaar zijn gevolgd om een mogelijk verband op te sporen tussen overlijden en complicaties. De 497 deelnemers werden gescreend op:
- diabetische nierziekte (DKD), gedefinieerd als een eGFR < 60 ml/min;
- diabetische retinopathie (DR), de aanwezigheid van preliferatieve of proliferatieve retinopathie, en
- cardiovasculaire autonome neuropathie (CAN), ten minste 2 cardiovasculaire testafwijkingen en/of posturale hypotensie.
Na 21 jaar, ofwel 5244 patiëntjaren, zijn van 303 patiënten (61%) de gegevens geanalyseerd. Ze waren gemiddeld 55,5 ± 13,8 jaar, en ruim de helft was vrouw (n = 155; 51%) vrouwen. Hun BMI was 28,6 ± 5,9 kg/m2 en hun HbA1c 9,0 ± 2,1%. Van deze 303 patiënten hadden er 218 (71,9%) diabetes type 2 en 85 (28,1%) diabetes type 1. In totaal overleden 133 (43,9%) mensen.
Na 21 jaar
Bij aanvang was de prevalentie van DKD, DR en CAN respectievelijk 23,1, 33,3 en 24,1%. Na 21 jaar had DKD de totale overleving verminderd met 2,6 jaar (-14,4%; p < 0,0001), DR met 1,3 jaar (-7,4%; p = 0,02) en CAN met 8,1 jaar (-1,4 jaar; p = 0,046). Het gecorrigeerde sterfterisico door alle oorzaken was na DKD gestegen met 117% (HR 2,17; 95%-BI 1,45-3,26), na CAN met 54% (HR 1,54; 1,01-2,36) en na DR was alleen het numeriek sterfterisico toegenomen (HR 1,23; 0,82-1,84).
Type diabetes
Er bleek een significante interactie tussen CAN en het type diabetes (p = 0,04), waarbij CAN het sterfterisico door alle oorzaken alleen bij patiënten met diabetes type 2 verhoogde (HR 1,78; 1,32-2,81). Patiënten met één, twee of drie complicaties vertoonden respectievelijk een vermindering van de gemiddelde totale overleving van 0,48 jaar (-2,7%), 2,52 jaar (-14%) en 2,96 jaar (-16,4%) (p = 0,0016). De aanwezigheid van twee of drie gelijktijdige microvasculaire complicaties verhoogde het gecorrigeerde risico op sterfte door alle oorzaken met respectievelijk 203% (HR 3,03; 1,62-5,68) en 692% (HR 7,92; 2,93-21,37).