De aan COVID-19 gerelateerde sterfte bij patiënten met een hematologische maligniteit is in de loop van de pandemie aanzienlijk afgenomen. Naast leeftijd blijkt ook neutropenie een risicofactor.
Al vroeg in de COVID-19-pandemie werd vastgesteld dat patiënten met kanker, in het bijzonder degenen met een hematologische maligniteit, bij een besmetting slechtere uitkomsten hadden dan niet-kankerpatiënten. Er is echter weinig over bekend of de sterfte bij patiënten met een hematologische maligniteit is veranderd nu er vaccinaties en verschillende behandelingen voorhanden zijn.
De Britse National Health Service (NHS) analyseerde de totale sterfte bij patiënten met een hematologische maligniteit na een SARS-CoV-2-infectie. Vier weken na de diagnose COVID-19 was dit 21,6%, acht weken na de diagnose 27,7%. De sterfte was het hoogst in de eerste golf, nam af in de tweede golf en daalde verder in de derde golf, met sterftecijfers 4 weken na diagnose van respectievelijk 44, 26 en 8%. Daarbij moet worden opgemerkt dat in het begin van de pandemie ook in Groot-Brittannië nog niet op grote schaal getest werd. De in de eerste golf geregistreerde COVID-19-patiënten hadden ziekenhuiszorg nodig en waren dus zieker.
De belangrijkste risicofactor voor sterfte was de leeftijd van de patiënt. Patiënten die chemotherapie ondergingen, hadden na acht weken geen hoger sterftepercentage dan patiënten die geen chemotherapie kregen (30 vs. 27%). Neutropenie bleek wel een risicofactor. Bij patiënten met neutropenie op het moment van infectie was het sterftepercentage na 8 weken 43%, bij patiënten zonder neutropenie was dit 25% (p = 0,04).
Bron