Bij de eerstelijnsbehandeling van gevorderd ovariumcarcinoom leidt behandeling met rucaparib na cytoreductieve chirurgie en platinagebaseerde chemotherapie tot een langere progressievrije overleving (PFS). Dat gold ook voor patiënten met tumoren zonder homologe recombinatiedeficiënties (HRD), zo toont de fase III-studie ATHENA-MONO.
De ATHENA-studie onderzoekt het effect van rucaparib als monotherapie en als combinatiebehandeling. De studie bestaat uit vier behandelarmen; arm A met rucaparib plus nivolumab, arm B met rucaparib plus intraveneus placebo, arm C met oraal placebo en nivolumab, en arm D met zowel oraal als intraveneus placebo. Tijdens het ASCO-congres presenteerden de onderzoekers een vergelijking van arm B en arm D. De andere armen worden vergeleken in de ATHENA-COMBO-studie. Aan de studie namen 538 patiënten deel met hooggradig ovariumcarcinoom stadium III/IV, die cytoreductieve chirurgie hadden gekregen en respons toonden op eerstelijns chemotherapie. Het primaire eindpunt van de studie bestond uit de PFS in zowel de HRD-positieve populatie als in de ‘intention to treat’-populatie.
Na een mediane follow-up van 26 maanden was de mediane PFS in de ‘intention to treat’-populatie 20,2 maanden, versus 9,2 maanden in de placeboarm (HR 0,52). In HRD-positieve patiënten was de mediane PFS in de rucaparib-arm 28,7 maanden, versus 11,3 maanden in de placeboarm (HR 0,47). In de HRD-negatieve populatie was de mediane PFS 12,1 versus 9,1 maanden (HR 0,65).
De objective response rate (ORR) voor rucaparib versus placebo was in de totale populatie 48,8 versus 9,1% en in de HRD-positieve populatie 58,8 versus 20%. De mediane responsduur was in de totale populatie 22,1 versus 5,5 maanden en in de HRD-positieve groep 16,7 versus 5,5 maanden.
De onderzoekers concluderen dat rucaparib effectief is ten opzichte van placebo in de eerstelijnsbehandeling van ovariumcarcinoom bij patiënten met en zonder HRD.