Ruxolitinib is ook bij patiënten met steroïd-refractaire chronische graft-versus-hostziekte (GVHD) superieur aan de standaardbehandeling. Dit blijkt uit de primaire analyse van de gerandomiseerde REACH3-studie.
De standaard eerstelijnsbehandeling van chronische GVHD (cGVHD) bestaat uit systemische corticosteroïden. Echter, ongeveer de helft van de patiënten wordt uiteindelijk ongevoelig voor steroïden en heeft dan aanvullende behandeling nodig. Wat de beste tweedelijnsbehandeling is, is tot dusver niet duidelijk. Ruxolitinib is een orale JAK1/2-remmer die in de REACH2-studie superieur bleek aan de beste beschikbare therapie (BAT) bij steroïd-refractaire acute GVHD (aGVHD). Inmiddels zijn ook de resultaten van de REACH3-studie bekend, waarin ruxolitinib werd ingezet bij patiënten met steroïd-refractaire cGVHD.
In totaal werden 329 patiënten 1:1 gerandomiseerd naar ruxolitinib 2 maal daags 10 mg of door de onderzoeker geselecteerde BAT. Het primaire eindpunt was het totale responspercentage (ORR) op dag 1 van cyclus 7 (C7D1). Bij data cutoff, op 8 mei 2020, waren nog 125 patiënten (38%) in behandeling (RUX 50%; BAT 26%). De studie bereikte het primaire eindpunt. Op C7D1 was ORR significant hoger in de RUX-arm dan in de BAT-arm: 50% versus 26% (OR 2,99; p < 0,0001). Ook beide secundaire eindpunten vertoonden superioriteit voor RUX versus BAT. De mediane failure free survival (FFS) was significant langer bij met RUX behandelde patiënten: niet bereikt versus 5,7 maanden (HR 0,370; p < 0,0001). Het mLSS-responderpercentage, gedefinieerd als 7 of meer punten vermindering van de modified Lee Symptom Score sinds baseline was 24% versus 11% (OR 2,62; p = 0,0011).
Bijwerkingen tot aan C7D1 waren vergelijkbaar in beide armen. De meest voorkomende bijwerkingen in de RUX- versus BAT-arm waren anemie (29% versus 13%), hypertensie (16% versus 13%), pyrexie (16% versus 9%) en ALAT-toename (15% versus 4%).
Bron