Een recente analyse van de JUMP-studie, het tot op heden grootste onderzoek naar ruxolitinib bij myelofibrose, bevestigt dat het optreden van nieuwe of verergerende anemie na het starten van de behandeling geen invloed heeft op de klinische voordelen ervan.
Voorbijgaande dosisafhankelijke anemie is een bekend gevolg van de behandeling met ruxolitinib en kan zelfs leiden tot het stopzetten van de behandeling. Het is niet bekend of nieuwe of verergerende anemie na het starten van ruxolitinib invloed heeft op de werkzaamheid.
Een recente analyse van gegevens van de COMFORT-I/II-studies gaf aan dat nieuwe of verergerende anemie geen invloed had op de klinische uitkomsten van de miltvolumerespons of symptoomcontrole. De onderzoekers van de JUMP-studie hebben getracht dit resultaat te valideren met behulp van gegevens van hun studie.
De JUMP-studie, uitgevoerd in een setting die vergelijkbaar is met de dagelijkse klinische praktijk, omvatte 2.333 patiënten met gediagnosticeerde primaire of secundaire myelofibrose (MF). De patiënten werden behandeld met ruxolitinib, waarbij nieuwe of verergerende anemie werd gedefinieerd als een daling van hemoglobine (Hb) met ≥ 15 g/l of de noodzaak van nieuwe bloedtransfusies op week 4, 8 of 12 na aanvang van de behandeling.
De resultaten laten zien dat, ongeacht de aanwezigheid van anemie bij de start van de behandeling, ruxolitinib consistent verbeteringen opleverde in de respons op de behandeling. Zo varieerde bijvoorbeeld de afname van de miltomvang (spleen length response) op week 24 niet significant tussen patiënten met en zonder nieuwe of verergerende anemie. Dit was het geval bij zowel niet-anemische patiënten als bij de groepen met transfusie-afhankelijke en niet-transfusie-afhankelijke anemie.
Bron: