GLP1-agonisten, SGLT2-remmers, PYY3-36 en combinaties hiervan zijn mogelijk effectieve middelen om leververvetting te verminderen, suggereren de uitkomsten van studies met obese ratten.1
Niet-alcoholische leververvetting (NAFLD) is een belangrijke comorbiditeit bij mensen met obesitas en/of diabetes type 2. In een dierstudie met obese Wistar-ratten vergeleken Duitse onderzoekers de effectiviteit van diverse diabetesmedicijnen ter vermindering van de leververvetting.
Hiertoe randomiseerden zij 55 ratten naar een behandeling met de GLP1-agonist semaglutide, de SCLT2-remmer empaglifozine, de combinatie semaglutide/empaglifozine, semaglutide plus het eetlust-onderdrukkende peptide PYY3-36, of fysiologisch zout. De ratten hadden vrije keuze tussen voedsel met veel of weinig vet. Uitkomstmaten van de studie waren lichaamsgewicht en mate van leververvetting na 8 weken.
De behandeling met semaglutide leidde in vergelijking met behandeling met fysiologisch zout tot een lager lichaamsgewicht, minder voedselinname en minder voorkeur voor vetrijk voedsel. Bij behandeling met de combinatie semaglutide/PYY3-36 waren deze effecten nog sterker. De behandeling met semaglutide, respectievelijk semaglutide/PYY3-36 leidde tot minder leververvetting dan behandeling met fysiologisch zout: 0,7 ± 1,2 versus 0,2 ± 0,5 versus 2,8 ±0,2 (modified Kleiner steatosis score for rodents). Behandeling met empaglifozine had geen effect op het lichaamsgewicht en de voorkeur voor vetrijk voedsel, maar leidde wel tot minder leververvetting (0,8 ± 0,8). Dit effect was nog sterker in combinatie met semaglutide (0,0 ± 0,0).
Behandeling met NJ-31020028, een tegenhanger van PYY3-36, leidde, evenals behandeling met de GLP1-antagonist, tot een toename van de voorkeur voor vetrijk voedsel en een verdere toename van de leververvetting.
Op basis van deze resultaten concluderen de onderzoekers dat semaglutide, empaglifozine, PYY3-36 en combinaties daarvan effectief lijken in het verminderen van de mate van leververvetting bij obesitas.
Bron: