In diverse grote klinische trials zijn de voordelen van SGLT2-remmers aangetoond. Door twijfels over de veiligheid bij ouderen (> 70 jaar) worden ze in deze patiëntengroep nog niet op grote schaal ingezet. Nieuw onderzoek in een real-life setting laat zien dat SGLT2-remmers ook bij ouderen veilig te gebruiken zijn en goed worden verdragen.
In deze analyse zijn 450 volwassenen geïncludeerd met type 2-diabetes: 183 vrouwen en 267 mannen met een gemiddelde leeftijd van 74,7 ± 3,9 jaar. Zij zijn na hun zeventigste gestart met een SGLT2-remmer. Ten minste een jaar lang gebruikten zij empagliflozine (47,6%), dapagliflozine (41,6%), canagliflozine (9,1%) of ertugliflozine (1,7%) als toevoeging op metformine (79,6%), insuline (33,1%) en andere diabetesmedicatie (16%; SU-derivaat, DPP-4-remmer, pioglitazon, GLP-1-receptoragonist of acarbose).
Resultaten
Tijdens de follow-up was er een statistisch significante afname van het HbA1c: 7,7 ± 1,15% bij aanvang, 7,4 ± 1,0% na 6 maanden en 7,3 ± 0,9% na 12 maanden (p = 0,001). Ook de nuchtere glucose daalde significant van 8,8 ± 2,7 mmol/l bij aanvang tot 8,1 ± 2,3 na 6 maanden en 7,8 ± 2,0 na 12 maanden (p = 0,001). De BMI daalde niet statistisch significant: 29,9 ± 5,3 vs. 29,2 ± 5,2 vs. 29,5 ± 5,1 kg/m2 (p = 0,17). De eGFR-waarden bleven in de loop van de tijd stabiel: 74,5 ± 15 vs. 72,2 ± 16 vs. 72,4 ± 16,1 ml/min/1,73 m2 (p = 0,314).
Subanalyse: daling eGFR
Vervolgens hebben de onderzoekers de uitkomsten geanalyseerd van een subgroep van patiënten met een daling van de eGFR > 20% (12,4%). Na 12 maanden daalde het percentage cardiovasculaire gebeurtenissen van 58,6 tot 32,5% (p = 0,006), de albuminewaarden van 110,7 ± 153,3 tot 43,9 ± 78,7 mg/l (p = 0,036) en de serumcreatininewaarden van 0,95 ± 0,15 tot 0,9 ± 0,2 (p = 0,009) terwijl leeftijd, BMI en HbA1c vergelijkbaar waren.
Bijwerkingen
Van alle patiënten stopte 7,4% na 6 maanden en 7% na 12 maanden gebruik van SGLT2-remming. De belangrijkste redenen waren intolerantie (60,7%) en urineweginfecties (25,5%). Er waren geen voorvallen van diabetische ketoacidose of amputatie. Cardiovasculaire bijwerkingen tijdens de follow-up traden op bij een klein deel van de patiënten: bij 1,4% van de patiënten gedurende de eerste 6 maanden en bij 2,2% tussen 6 en 12 maanden follow-up.
Bron: