Een retinectomie in combinatie met een siliconenolietamponade heeft een significante invloed op de kans op maculaoedeem. De correlatie met een retinectomie blijkt belangrijker dan de duur van de tamponade zelf.
Zwitserse onderzoekers gingen na wat voorspellende factoren zijn voor het optreden van maculaoedeem bij patiënten die werden behandeld met een pars plana vitrectomie met siliconenolietamponade. Hun retrospectieve, observationele studie volgde 112 patiënten (114 patiëntogen) bij wie siliconenolietamponade was toegepast. 103 ogen werden behandeld voor regmatogene netvliesloslating en 11 ogen voor een persisterend maculagat. Bij de meeste patiënten was sprake van proliferatieve vitreoretinopathie (71,8%).
Bij 61 patiënten (54%) trad maculaoedeem op na afloop van de tamponade. De gemiddelde centrale retinale dikte (CMT) was tijdens de tamponade 443 μm in de groep met maculaoedeem en 274 μm in de groep die dit niet had. Na verwijdering van de siliconenolie nam de CMT in de groep met oedeem af tot 362 μm en in de groep zonder oedeem licht toe naar 292 μm.
Uit een multivariate analyse bleek dat bij patiënten die een retinectomie ondergingen de kans op maculaoedeem ongeveer 3 keer hoger was (ORR 3,065; p = 0,02). De duur van de tamponade bleek het risico op maculaoedeem licht te verhogen (ORR 1,003; p = 0,004). Ook bleek de siliconenolietamponade ongeveer 3 keer langer te hebben geduurd in de ogen waarin uiteindelijk maculaoedeem optrad (665 vs. 239 dagen).
De resultaten laten zien dat zorgvuldige monitoring en snelle verwijdering van de siliconenolie mogelijk van belang zijn bij de behandeling van deze patiënten, aldus de onderzoekers.
Bron: