Bij patiënten met colitis ulcerosa (CU) induceerde filgotinib al in week 2 een remissie, vastgesteld met de partiële Mayo Clinic Score (pMCS). Een groter deel van de patiënten die tijdens de onderhoudsfase van de fase IIB/III-studie SELECTION filgotinib kregen, had in week 58 een pMCS-remissie in vergelijking met de placebogroep.
In de SELECTION-studie gingen patiënten die in week 10 een van de volgende twee samengestelde eindpunten hadden bereikt, door met de 47 weken durende onderhoudsbehandeling. Deze eindpunten betroffen:
- klinische remissie, gedefinieerd als een Mayo endoscopische subscore van ≤ 1, een subscore voor rectaal bloedverlies van 0 en een subscore voor een defecatiefrequentie van ≤ 1; of
- MCS-respons, gedefinieerd als een afname met ≥ 3 punten en 30% in de MCS vanaf baseline met een afname van ≥ 1 punt in de subscore voor rectaal bloedverlies of een absolute subscore voor rectaal bloedverlies van ≤ 1.
In week 10 had een groter deel van de patiënten die werden behandeld met filgotinib 200 mg, een pMCS-remissie (pMCS ≤ 2 en geen individuele subscore > 1) bereikt in vergelijking met de placebogroep. Dit verschil werd zowel bij de biological-naïeve (53,9 vs. 31,4%) als bij de biological-ervaren patiënten gevonden (33,2 vs. 8,5%; beide vergelijkingen: p < 0,0001).
De verschillen tussen de groep die filgotinib 200 mg kreeg en de placebogroep werden reeds in week 2 waargenomen, zowel bij de biological-naïeve (15,1 vs. 8,0%, p = 0,041) als bij de biological-ervaren patiënten (10,3 vs. 4,2%, p = 0,027).
Gedurende de onderhoudsbehandeling bleef het percentage patiënten met een pMCS-remissie vrij stabiel onder degenen die doorgingen met filgotinib 200 mg in vergelijking met patiënten die switchten naar placebo.
Patiënten met een pMCS-remissie hadden meer kans op een Inflammatory Bowel Disease Questionnaire (IBDQ)-score van ≥ 170, wat wijst op een remissie, dan degenen die in week 10 en 58 niet in remissie waren.
Bron: