Resultaten van een groot retrospectief onderzoek van het Erasmus MC en het UZ Leuven suggereren dat patiënten met acute myeloïde leukemie (AML) die tijdens intensieve chemotherapie febriele neutropenie krijgen, na 72 uur kunnen stoppen met antibiotica als er geen sprake is van een infectie.
Het is tot op heden onduidelijk hoe lang breedspectrumantibiotica moeten worden voortgezet bij AML-patiënten met febriele neutropenie tijdens inductiechemotherapie. Vaak mondt dit uit in langdurig antibioticagebruik met de daarbij behorende bijwerkingen, hoewel slechts bij 20 tot 30% van de patiënten een infectieuze oorzaak van de neutropenie wordt gevonden.
Vanaf 2009 is het in het Erasmus MC gebruikelijk om, als er geen microbiologisch of klinisch gedocumenteerde infectie wordt gevonden, na 72 uur te stoppen met meropenem, zelfs als de koorts nog aanhoudt. Het UZ Leuven, een even groot AML-behandelcentrum, behandelt AML net als het Erasmus MC op basis van HOVON-protocollen. Het enige verschil is de benadering van patiënten met febriele neutropenie: in het UZ Leuven wordt met meropenem doorgegaan totdat de neutropenie is verdwenen. Dit gegeven bood een unieke kans om beide strategieën retrospectief met elkaar te vergelijken.
Van 2011 tot 2019 werden respectievelijk 306 en 284 AML-patiënten in Rotterdam en in Leuven opgenomen. Binnen 30 dagen na de start van de chemotherapie trad in het Erasmus MC bij 26/306 (8,5%) patiënten een serieuze medische complicatie op, in het UZ Leuven bij 12/284 (4,2%). Leeftijd en Hematopoietic Cell Transplantation-Specific Comorbidity Index (HCT-CI) bleken geassocieerd met het optreden van een serieuze complicatie, de driedaagse meropenem was dat niet.
De auteurs noemen het retrospectieve karakter van de studie als belangrijke beperking, maar zien in de genoemde resultaten een goede aanleiding voor een gerandomiseerde studie.
Bron:
Schauwvlieghe A, et al. Stopping antibiotic therapy after 72 hours in patients with febrile neutropenia undergoing intensive chemotherapy for AML/MDS (SAFE study): a retrospective comparative cohort study. EHA25 VIRTUAL 2020, abstract S311.