Een aanzienlijk percentage patiënten dat switcht naar op raltegravir gebaseerde duale therapieën staakt de behandeling, vooral als het gaat om de combinatie raltegravir + proteaseremmer (PI). Virologisch falen heeft weliswaar een laag aandeel in het aantal patiënten dat faalt op de behandeling, maar er kunnen zich medicatieresistentie mutaties voordoen die invloed hebben op dolutegravir, vooral als er geen PI wordt gebruikt.
Cassol et al. evalueerden de werkzaamheid en duurzaamheid van het switchen naar op raltegravir gebaseerde duale therapieën, waar tot nu toe uit de klinische praktijk weinig gegevens over beschikbaar zijn. Dit werd gedaan aan de hand van een retrospectieve observationele studie. In totaal deden er 428 mensen met hiv aan de studie mee: 70,8% van hen was man, de mediane leeftijd was 50 jaar en de mediane CD4 op baseline was 581 c/mm3. Geen enkele deelnemer aan de studie had pre-baseline medicatieresistentie mutaties voor integraseremmers; dit was wel het geval bij mensen die PI gebruikten (21,1%) en niet-nucleoside reversetranscriptaseremmers (NNRTI’s; 43,3%).
Op baseline switchte 72,4% van de deelnemers naar raltegravir + PI (darunavir, n = 124; atazanavir, n = 133; lopinavir, n = 38) (groep 1) en 23,4% naar raltegravir + NNRTI (nevirapine, n = 43; etravirine, n = 52) (groep 2). Ook switchte 4,2% van de deelnemers naar raltegravir + andere geneesmiddelen (maraviroc, n = 7, nucleosideanaloge reversetranscriptaseremmers (NRTI’s), n = 11) (groep 3). De incidentie van virologisch falen was 5,42 per 100 patiëntjaren follow-up (PYFU); voor het staken van de behandeling was dit 27,05/100 PYFU en na falen van de behandeling 28,71/100 PYFU.
In vergelijking met groep 1 was het risico om met de behandeling te stoppen in groep 2 kleiner; dat gold ook voor het risico van falen op de behandeling. Er was tevens een trend waarneembaar naar een lager risico op virologisch falen. Niet-B-subtype hiv was geassocieerd met een hoger risico op virologisch falen. Wanneer er genotypische resistentietests voor baseline en na falen (11,9%) beschikbaar waren, bleken er bij 11,1% van de mensen in groep 1 medicatieresistentie mutaties te zijn verworven die de gevoeligheid voor dolutegravir beïnvloedde. Dit was bij 20% in groep 3 het geval en bij geen enkele deelnemer uit groep 1.
Bron:
Cassol C, et al. Efficacy and durability of raltegravir-based dual therapy. HIV Glasgow 2020. P027. www.hivglasgow.org.