Switchen van ART met drie of vier middelen (CAR) naar alleen dolutegravir (DTG) + rilpivirine (RPV) ging in de SWORD-1- en SWORD-2-studies niet ten koste van de effectiviteit; maar een belangrijke vraag is of minder dan drie antiretrovirale middelen de kans op inflammatie of atherogenese verhogen. Een analyse van biomarkers heeft hiervoor geen aanwijzingen gevonden.
In de SWORD-1- en SWORD-2-studies werden 1024 volwassenen met onderdrukt hiv 1-RNA 1:1 gerandomiseerd naar DTG + RPV (vroege switch: ES) of het continueren van CAR met 3 of 4 middelen. Deelnemers uit de CAR-groep bij wie hiv 1-RNA na 48 weken was onderdrukt, switchten alsnog naar DTG + RPV (late switch: LS).
In de gerandomiseerd gecontroleerde ES-fase konden de bestudeerde markers in de ES- en CAR-groep vergeleken worden. Hieruit kwamen geen consistente patronen voor biomarkers van inflammatie of atherosclerose naar voren. Het enige significante verschil was dat bij deelnemers in de CAR-groep de inflammatoire marker opgelost CD14 (sCD14) meer toenam (p < 0,0001).
Longitudinaal tot week 148 werd er ook geen consistent, reproduceerbaar patroon zichtbaar na het switchen van CAR naar DTG + RPV. Er tekende zich geen patroon af in de biomarkers voor inflammatie: geen verandering in CRP, en een inconsistent patroon van veranderingen in sCD14, IL-6 en sCD163. Er trad een significante, consistente en aanhoudende (p < 0,001) daling op in de biomarkers voor atherogenese, FABP-2 en sVCAM-1, zowel in de ES- als in de LS-groep. De toename van D-dimer was inconsistent in zowel de ES- als de LS-groep en in beide SWORD-studies.
Al met al leveren de uitkomsten geen bewijs voor een associatie van DTG + RPV met verhoogde inflammatie of met atherogenese, terwijl ze wel voor aanhoudende virologische onderdrukking zorgden.
Bron