Een analyse van meer dan 3.000 patiënten in 4 gerandomiseerde studies laat zien dat bij episodes van viremie met meer dan 1.000 kopieën per milliliter vaker opnieuw hiv-RNA-re-suppressie wordt bereikt bij een switch naar dolutegravir (DTG), ten opzichte van een switch naar een op efivarenz (EFV), of een proteaseremmer gebaseerde behandeling.
Andrew Hill presenteerde een studie met als doel te achterhalen wat de beste strategie is bij virologisch falen. Het is bekend dat counseling van patiënten opnieuw kan leiden tot virologische suppressie. Als dat echter het niet geval is, wordt in de WHO-richtlijn aangeraden om naar een andere behandeling te switchen.
Voor de studie gebruikten de onderzoekers data uit 4 studies: de ADVANCE (TAF/FTC/DTG vs. TDF/FTC/DTG vs. TDF/FTC/EFV), de NAMSAL (TDF/3TC/DTG vs. TDF/3TC/EFV), de Dolphin-2 (TDF/XTC/DTG vs. TDF/XTC/EFV) en de VISEND (DTG+FTC/TAF vs. LPV/RTV+3TC/ZDV vs. ART/RTV+3TC/ZDV). Uit deze studies werden de patiënten geselecteerd die na 24 weken meer dan 1.000 kopieën hiv-RNA/ml hadden, en dus volgens de WHO-richtlijn in aanmerking komen voor counseling of een switch. Deze patiënten werden vervolgens verdeeld in 3 categorieën: patiënten met aanhoudende viremie, patiënten met re-suppressie, en een categorie lost to follow-up.
Analyse van de re-suppressiecategorie liet vervolgens zien dat re-suppressie vaker optrad wanneer patiënten een op DTG gebaseerde behandeling kregen, ten opzichte van een op EFV gebaseerde behandeling. Zo trad in de ADVANCE re-suppressie op bij 41 en 59% van de patiënten in beide DTG-armen en bij 23% van de patiënten in de EFV-arm. In de NAMSAL-studie was dit 60,4% in de DTG-arm en 27% in de EFV-arm. In de VISEND-studie was dit 41 en 34,6% in de DTG-armen en 19,6 en 17,5% in de EFV-arm. In de Dolphin-2 was er echter geen verschil.
De onderzoekers stellen dat een van de openstaande vragen nu is hoeveel counseling patiënten met virologisch falen zouden moeten krijgen voordat wordt gekozen voor een switch.
Bron: