Ondanks betere beschikbaarheid van moderne therapieën voor hidradenitis suppurativa en aanbevelingen van experts worden deze behandelingen vaak niet geïmplementeerd in de kliniek. Dat blijkt uit een Duitse retrospectieve studie naar declaratiegegevens van patiënten bij zorgverzekeraars.
Hidradenitis suppurativa (HS) wordt gezien als een ondergediagnosticeerde en onderbehandelde aandoening. Om te kijken of dat echt zo is, hebben Duitse onderzoekers een retrospectieve observationele studie gedaan op basis van een steekproef van 4,7 miljoen patiënten, die representatief is voor de prevalentie en incidentie van HS bij volwassenen in de jaren 2015-2019. In 2019 kreeg 30% van de HS-patiënten topicale therapie en 50,3% systemische therapie. Daarnaast kreeg 34,9% antibiotica, 7,8% een biological en 36,1% onderging ten minste 1 chirurgische ingreep. Opvallend is dat slechts de helft van de patiënten die chirurgie ondergingen, ook aanvullende farmacologische therapie kreeg die wordt aanbevolen in de huidige richtlijnen.
Misdiagnoses
De initiële diagnose HS werd in 39% gesteld in het ziekenhuis (SEH), en in 61% van de gevallen poliklinisch door dermatologen (37,2%) en chirurgen (4,0%). Daarnaast stelde in 12,1% van de gevallen de huisarts de diagnose. Ook werd in de jaren voorafgaand aan de diagnose een frequent aantal misdiagnoses gesignaleerd, zoals huidabcessen, acne en huidinfecties. Tegelijkertijd bleek dat patiënten met HS meer ziekteverzuimdagen hadden (gemiddeld 47 dagen per jaar) dan op leeftijd en geslacht gematchte niet-HS-controles (24 dagen/jaar).
Trieste conclusie
De trieste conclusie is dat HS vaak nog verkeerd en laat wordt gediagnosticeerd en dat patiënten met HS nog lang niet altijd de therapie krijgen die in de richtlijnen wordt aanbevolen. Wel geeft de studie inzicht in waar patiënten hulp zoeken tot aan de diagnose. De onderzoekers vinden meer bewustwording van de ziekte en kennis van de behandelopties onder huisartsen en dermatologen dan ook een ‘nationaal doel’ in de (Duitse) gezondheidszorg.
Bron: