Gepersonaliseerde celtherapie met tumorinfiltrerende lymfocyten (TIL’s) leidt tot een langdurige respons bij ongeveer een kwart van de patiënten met gevorderd melanoom. Daarmee presteert de behandeling beter dan ipilimumab, zo blijkt uit de M14TIL-studie, geïnitieerd vanuit het Antoni van Leeuwenhoek (AVL) in Amsterdam.
Voor TIL-therapie wordt bij een patiënt een melanoom verwijderd en worden de daarin aanwezige tumorinfiltrerende lymfocyten in vitro opgekweekt en toegediend aan dezelfde patiënt. Al eerder suggereerden fase I/II-studies dat TIL-therapie effectief is, maar de behandeling was niet eerder in een fase III-studie onderzocht.
De studie van John Haanen (AVL) en collega’s was een gerandomiseerde fase III-studie waarin patiënten met irresectabel gevorderd melanoom werden behandeld met TIL-therapie of ipilimumab. Deelnemers hadden maximaal één eerdere behandeling gekregen en waren niet eerder behandeld met ipilimumab. Ook was de LDH-waarde maximaal twee keer de normaalwaarde.
Na een mediane follow-up van 33 maanden was de mediane PFS in de TIL-therapiegroep (n = 84) 7,2 maanden en 3,1 maanden in de ipilimumab-groep (n = 84). Daarmee was het primaire eindpunt significant verschillend (HR 0,50, p < 0,001). Na 6 maanden was 52,7 vs. 21,4% nog vrij van progressie. Daarbij is sprake van een lange staart aan de PFS-curve, die toont dat ongeveer een kwart van de patiënten behandeld met TIL-therapie langdurig vrij blijft van progressie. Het responspercentage was 48,8 vs. 21,4% met complete responsen bij 20,2 vs. 7,1%. De totale overleving toont een trend richting een betere overleving, met een mediane OS van 25,8 vs. 18,9 maanden (HR 0,83, p = 0,39), maar de studie was niet gepowered om een OS-verschil aan te tonen.
TIL-therapie was hanteerbaar wat betreft bijwerkingen, maar patiënten hadden wel allemaal bijwerkingen van graad 3 of hoger, met name als gevolg van de chemotherapie voorafgaand aan de toediening van TIL’s.
TIL-therapie kan mogelijk een nieuwe behandeloptie worden bij patiënten met gevorderd melanoom, concluderen de onderzoekers.
Bron