Veneuze trombo-embolie, een bekende perioperatieve complicatie bij patiënten met Cushing, is veilig te voorkomen door voor de operatie te starten met tromboprofylaxe. Dit blijkt uit een retrospectieve analyse van gegevens van 180 patiënten.1
Het perioperatieve management bij patiënten met Cushing varieert. Om meer inzicht te krijgen in de relatie tussen het risico op veneuze trombo-embolie (VTE) en tromboprofylaxe, analyseerden onderzoekers van het LUMC de uitkomsten van de operatie bij 180 patiënten met een recente diagnose Cushing van wie de gegevens waren opgenomen in de e-REC-registratie.
Van de 180 patiënten hadden er 113 de diagnose ziekte van Cushing, 59 de diagnose cushingsyndroom en 8 de diagnose ectopische Cushing. De patiënten waren afkomstig uit 11 verschillende centra in 6 landen. Overgewicht (BMI 25-30 kg/m2) en obesitas (BMI ≥ 30 kg/m2) kwamen voor bij respectievelijk 78 (43,3%) en 61 (33,9%) patiënten; hypertensie bij 121 (67,2%) en diabetes mellitus bij 38 (21,1%) patiënten. Bij 11 patiënten (6,1%) was sprake van een geschiedenis met VTE voorafgaand aan de diagnose Cushing.
167 patiënten ondergingen een operatie. Bij 35 patiënten was op dat moment sprake van volledige ziektecontrole, bij 31 patiënten van partiële ziektecontrole. 112 patiënten waren niet behandeld geweest met cortisolverlagende therapie. Tromboprofylaxe (meestal in de vorm van LMWH) werd voorafgaand aan de operatie toegediend aan 136 patiënten; bij 42 patiënten startte de tromboprofylaxe op de dag van de operatie.
Van alle patiënten ontwikkelden er 4 – allen met ongecontroleerde Cushing – een VTE. Bij 3 van hen trad de VTE enkele maanden voor de operatie op. Zij hadden een geschiedenis met VTE of een verhoogd risico op VTE. 1 patiënt bij wie de profylaxe was gestart in de week na de operatie kreeg postoperatief VTE.
Op basis van deze gegevens concluderen de onderzoekers dat er een grote variatie bestaat in het preoperatieve management van Cushing en dat tromboprofylaxe een standaardregime dient te worden.
Bron: