Uit een eerste interimanalyse van de ALPINE-studie blijkt zanubrutinib bij patiënten met recidiverende/refractaire chronische lymfatische leukemie/kleincellig lymfocytair lymfoom (R/R CLL/SLL) superieur aan ibrutinib. De resultaten werden gepresenteerd als Late Breaking Abstract en tevens op het Presential Symposium aangehaald.
Zanubrutinib is een volgende generatie Bruton’s kinaseremmer (BTK-remmer), waarvan de activiteit en verdraagbaarheid reeds in vroegefasestudies zijn aangetoond. In de fase III-ALPINE-studie werd zanubrutinib head-to-head vergeleken met ibrutinib als behandeling van patiënten met R/R CLL/SLL. Ongeveer 12 maanden nadat de eerste 415 van de 652 patiënten waren geïncludeerd, stond een tussentijdse analyse gepland. De resultaten van deze analyse zijn inmiddels bekend.
De 415 patiënten werden 1:1 gerandomiseerd naar zanubrutinib 160 mg tweemaal daags of naar ibrutinib 420 mg eenmaal daags tot aan ziekteprogressie. Na een mediane follow-up van 15 maanden bleek het objectieve responspercentage (ORR) significant hoger in de zanubrutinib-groep dan in de ibrutinib-groep (78,3% vs. 62,5%; p = 0,0006). ORR was hoger bij patiënten met del11q (83,6% vs. 69,1%) en del17p (83,3% vs. 53,8%) bij een behandeling met zanubrutinib vs. ibrutinib, evenals de progressievrije overleving (PFS) na 12 maanden (94,9% vs. 84,0%) en de totale overleving (OS) na 12 maanden (97,0% vs. 92,7%).
De frequentie van atriumfibrilleren/flutter, een vooraf gespecificeerd eindpunt, was lager met zanubrutinib dan met ibrutinib (2,5% vs. 10,1%; p = 0,0014). Het percentage ernstige bloedingen (2,9% vs. 3,9%) en bijwerkingen die leidden tot stoppen met de behandeling (7,8% vs. 13,0%) of overlijden (3,9% versus 5,8%) waren eveneens lager met zanubrutinib. Het aantal gevallen van neutropenie met zanubrutinib was hoger (28,4% vs. 21,7%), terwijl graad 3-infecties in die groep lager waren (12,7% vs. 17,9%).
Bron: