Patiënten met een matige tot ernstige vorm van de ziekte van Crohn die vroeg in de ziekte behandeld worden met vedolizumab hebben significant hogere percentages steroïdvrije klinisch-endoscopische en endoscopische remissie dan patiënten die deze behandeling later in het ziektebeloop krijgen.
De onderzoekers gingen uit van de hypothese dat het vroeg in het ziektebeloop inzetten van vedolizumab bij patiënten met matige tot ernstige ziekte van Crohn (CD) geassocieerd was met betere uitkomsten. In een multicenter, open-label, prospectieve studie die in België, Nederland en Hongarije werd uitgevoerd, kregen patiënten met matige tot ernstige CD en aanwezigheid van ulceraties standaard inductie en onderhoudsdosering met vedolizumab 300 mg i.v.
Het primaire eindpunt was het aantal patiënten met steroïdvrije klinische en endoscopische remissie, gedefinieerd met behulp van Crohn’s Disease Activity Index (CDAI) < 150 en Simple Endoscopic Score for Crohn’s disease (SES-CD) ≤ 3 en centraal uitgelezen endoscopieën. Secundaire eindpunten waren endoscopische remissie met SES-CD = 0 en endoscopische remissie met SES-CD ≤ 3. In de intention-to-treat (ITT)-populatie bereikte 47% van de patiënten uit de vroege behandelgroep (n = 47) versus 16% van de patiënten in de late behandelgroep (n = 110) het primaire eindpunt van gecombineerde steroïdvrije klinische en endoscopische remissie (p = 0,0001). Het secundaire eindpunt SES-CD = 0 werd behaald door 45% van de patiënten in de vroege behandelgroep versus 15% van de patiënten in de late behandelgroep (p = 0,0001). Voor SES-CD ≤ 3 was dit respectievelijk 66 en 34% (p = 0,0002).
Tijdens de studie zijn 21 ernstige bijwerkingen gerapporteerd, aldus D’Haens, maar nieuwe veiligheidssignalen deden zich niet voor. “De studie loopt nog, en we kunnen te zijner tijd onder meer een farmacokinetische analyse verwachten evenals meer data over histologische verbetering en mucosaal herstel bij vroege versus late behandeling.”