De behandeling met vedolizumab is effectiever in een vroege fase van de ziekte van Crohn dan wanneer de patiënt deze ziekte al langer heeft. Dat blijkt uit een prospectief onderzoek waarvan de resultaten tijdens de UEG Week in Wenen zijn gepresenteerd door prof. dr. Geert D’Haens, hoogleraar Inflammatoire darmziekten in het Amsterdam UMC.
Het was nog niet duidelijk of vedolizumab de ziekte van Crohn ook in een vroege fase tot rust kan brengen. Om dat te weten te komen, is de LOVE-CD-trial uitgevoerd met patiënten bij wie de diagnose korter dan 2 jaar geleden is gesteld en patiënten die al langer dan 2 jaar bekend zijn met de ziekte van Crohn. De eerste groep patiënten was nog niet met medicijnen behandeld of hooguit met corticosteroïden en/of immuunmodulatoren. De tweede groep was voor de LOVE-CD-trial al behandeld met corticosteroïden, immuunmodulatoren en TNF-α-remmers.
Beide groepen patiënten hadden een matig ernstige vorm van de ziekte. Ze kregen bij de start van de studie, na 2 en 6 weken en daarna iedere 8 weken intraveneus 300 mg vedolizumab tot de studieperiode na 52 weken was afgerond. Aan het begin van de studie, na 26 en na 52 weken is een ileocoloscopie gemaakt om de ziekteactiviteit te beoordelen. Het effect van de behandeling in beide studiegroepen werd uitgedrukt in een samengestelde score: het percentage patiënten dat na 26 weken én na 52 weken zowel klinisch als endoscopisch in remissie was (Crohn’s Disease Activity Index (CDAI) ≤ 150 en Simpele Endoscopische Score voor de ziekte van Crohn (SES-CD) < 4).
De uitkomst werd berekend in de intention-to-treat-populatie en in de per-protocolpopulatie. Want van alle patiënten die aan de studie begonnen, voltooide ongeveer 60% de hele studie. Onvoldoende effect van de medicatie of bijwerkingen waren de belangrijkste reden om met de behandeling te stoppen.
Goed behandelresultaat
Van de patiënten die in een vroege fase van de ziekte waren toen de interventie begon, had 31,4% een goed behandelresultaat, versus 8,6% bij de patiënten bij wie de ziekte al langer duurde. Bij de patiënten die de interventie voltooiden, waren deze percentages respectievelijk 45 en 16%. Ook voor de secundaire eindpunten waren de uitkomsten in het voordeel van patiënten in een vroege fase van de ontsteking. Serieuze bijwerkingen kwamen daarentegen vaker voor bij patiënten die al langer ziek waren.
Bron: