Veel mensen met MS hebben last van cognitieve beperkingen, waarbij een grote diversiteit bestaat in welk cognitief domein is aangetast en de ernst van de beperking die daarmee samenhangt. Uit een onderzoek bij mensen met MS blijkt nu dat ernstige cognitieve beperkingen samengaan met verminderde structurele connectiviteit, vooral in de temporaal- en occipitaalkwab.
Een onderzoeksteam uit onder andere Spanje en Nederland was benieuwd of patiënten die meer last hebben van cognitieve beperkingen een sterkere verlaging hadden van hun structurele connectiviteit dan patiënten met minder beperkingen. Ook wilden ze weten welke hersengebieden vooral aangedaan waren bij patiënten met meer cognitieve beperkingen.
In een retrospectief cross-sectioneel onderzoek werden gegevens verzameld van 601 mensen met MS en 163 gezonde controles. Op basis van hun scores op de Brief Repeatable Battery of Neuropsychological Tests (BRB-N) of een gelijkwaardige testbatterij, maakten de onderzoekers 3 groepen patiënten: 1) zonder cognitieve beperkingen, 2) cognitief aangedaan in 1 domein, namelijk geheugen óf informatieverwerkingssnelheid, en 3) cognitief aangedaan in 2 domeinen, namelijk geheugen én informatieverwerkingssnelheid. Diffusie-gewogen MRI gaf inzicht in structurele connectiviteit.
De onderzochte patiënten hadden het vaakst relapsing remitting MS (82%), waren vaker vrouw (68%), hadden een mediane leeftijd van 44,4 jaar en een mediane EDSS-score van 2,5. 41% had geen cognitieve beperkingen, 32% had beperkingen in 1 domein en 27% in 2 domeinen. In vergelijking met gezonde controles hadden MS-patiënten zonder cognitieve beperkingen een verlaging in structurele connectiviteit van 81,7% (effectgrootte (ES): klein tot middelgroot). Verschillen tussen MS-patiënten zonder cognitieve beperkingen en met beperkingen in 1 domein waren klein en betroffen dan vooral veranderingen in de pariëtaalkwab. Patiënten met beperkingen in 2 domeinen hadden een verminderde connectiviteit in vergelijking met cognitief onaangedane patiënten (85,4%; ES: middelgroot tot groot) en patiënten met beperkingen in 1 domein (78,4%; ES: klein tot middelgroot). Het ging vooral om veranderingen in de temporaal- en occipitaalkwab.
Bron: