Bij patiënten met een inflammatoire darmziekte (IBD) die stabiel reageren op een tweemaandelijkse onderhoudsbehandeling met ustekinumab, is een lagere behandelfrequentie eveneens effectief en veilig. Dat blijkt uit een prospectief observationeel cohortonderzoek van Monique Devillers, dat zij tijdens de UEG Week in Wenen presenteerde als late breaking abstract.
Ustekinumab is geregistreerd voor onderhoudsbehandeling van IBD in een interval van 8 of 12 weken. In Nederland krijgt de meerderheid van de patiënten de 8-wekelijkse behandeling, terwijl behandeling om de 12 weken minder bijwerkingen zou hebben en goedkoper is. Monique Devillers, arts-onderzoeker op de afdeling Gastro-enterologie en Hepatologie van het Erasmus MC, ging voor haar promotieonderzoek na hoe het patiënten met beide behandelregimes verging.
Devillers gebruikte gegevens van het landelijke Initiative on Crohn and Colitis (ICC)-register. Sinds 2022 bevat dat register ook gegevens van patiënten die ustekinumab gebruiken met een dosisinterval van 12 weken. De behandelend arts kan overwegen om over te stappen op een langer interval als het middel ≥ 6 maanden gebruikt wordt met een ongewijzigd en ononderbroken dosisinterval van 8 weken. Bij patiënten in de controlegroep moest de IBD een jaar na de start van de 8-wekelijkse behandeling zowel biochemisch als klinisch in remissie zijn.
In beide groepen ging Devillers na of patiënten na inclusie de behandeling onderbraken, overstapten op een ander middel of het dosisinterval wijzigden: een zogeheten ‘drug event’. Zonder drug events was er sprake van ‘cumulative drug survival’. Bij een follow-upduur van 24 en 52 weken was de cumulative drug survival in beide groepen gelijk. Bij een 12- dan wel 8-wekelijks interval was het regime na 24 weken onveranderd bij respectievelijk 83,8 en 88,6%, en na 52 weken bij 70,2 en 76,1%. Gemiddeld duurde het 5,2 maanden voor er een verandering optrad in de behandeling. Dan was er bijvoorbeeld sprake van overstap op andere medicatie vanwege een allergische reactie of verlies van respons, of was het nodig om de behandelfrequentie te intensiveren.
Bron: