De 3 verschillende assay-methoden om lipoproteïne a-spiegels te meten, lijken op vergelijkbare wijze de reductie van major adverse cardiovascular events met alirocumab te kunnen voorspellen. Kanttekeningen hierbij zijn het relatief lage aantal major adverse cardiovascular events, de matig verhoogde lipoproteïne-a-spiegels en de intra-patiëntvariabiliteit in seriële waarden.
Lipoproteïne a (Lp(a)-concentraties op baseline zijn in vergelijkbare mate gerelateerd aan het cardiovasculaire (CV)-risico, of het nu in massa of molair wordt gemeten met behulp van een immunoassay. Echter, vanwege de Lp(a)-isovormvariatie in massa kunnen er verschillen bestaan tussen Lp(a)-meetmethoden voor het relateren van verandering aan risicoreductie.
Onderzoekers bepaalden of de vermindering van major adverse cardiovascular events (MACE) door de proproteïne convertase subtilisine/kexine type 9 (PCSK9)-remmer alirocumab een vergelijkbare relatie had met de vermindering van de Lp(a)-concentratie wanneer deze gemeten werd met 3 verschillende methoden. Lp(a) werd gemeten middels een massa immunoassay, een molaire immuno-assay en mass spectrometrie molaire immunoassays op baseline en in maand 4 in een subgroep patiënten uit de ODYSSEY OUTCOMES-studie.
Van de 5500 patiënten die naar alirocumab waren gerandomiseerd en van wie gegevens beschikbaar waren van alle 3 de Lp(a)-testen, hadden er 443 een daaropvolgend MACE. Veranderingen in Lp(a)-massa immunoassay en de mass spectrometrie molaire concentratie waren significant gerelateerd aan een verlaagd MACE-risico, terwijl verandering in de molaire immunoassay-concentratie marginaal significant was. De associaties waren duidelijker met sterfte wegens coronaire hartziekte en niet-fataal myocardinfarct. De hazard ratio’s voor MACE voor de mediane verandering waren vergelijkbaar tussen de testen.
Bron: