In deze video bespreekt Michael Morris de bevindingen van de VISION-studie waaruit blijkt dat het toevoegen van lutetium-177-PSMA-617 (LuPSMA) aan de standaardbehandeling resulteert in een overlevingsvoordeel bij intensief voorbehandelde mannen met PSMA-positieve gemetastaseerde castratieresistente prostaatkanker (mCRPC).
De primaire eindpunten van radiografische progressievrije overleving (rPFS) en totale overleving (OS) waren beide significant verlengd bij toevoeging van LuPSMA aan SOC bij patiënten die eerder ten minste één next generation androgeenreceptorremmer hadden gekregen en een of twee chemotherapieregimes. De bevindingen suggereren dat LuPSMA in deze populatie moet worden overwogen als een nieuwe zorgstandaard, in afwachting van de beoordeling en goedkeuring door de regelgevende instanties, zo merkte Michael Morris (Memorial Sloan Kettering Cancer Center, New York, VS) op in een persbericht.
Morris bespreekt de resultaten van de VISION-studie die een overlevingsvoordeel laten zien voor toevoeging van LuPSMA (7:44).
De 831 deelnemers aan het open-label fase III-onderzoek werden gerandomiseerd naar SOC met of zonder 4 tot 6 cycli LuPSMA in een dosis van 7,4 GBq elke 6 weken. De SOC-behandeling werd gekozen door de arts, maar kon niet bestaan uit cytotoxische chemotherapie of radium-223.
Na een mediane follow-up van 20,9 maanden was het risico op radiografische progressie of overlijden in de LuPSMA-groep significant (60%) lager dan in de controlegroep, met een mediane rPFS van respectievelijk 8,7 en 3,4 maanden. Het risico op overlijden werd ook significant verminderd door toevoeging van LuPSMA aan SOC, met 38% ten opzichte van SOC alleen. De mediane OS was respectievelijk 15,3 en 11,3 maanden.
Behandeling met de combinatie van LuPSMA en SOC verbeterde ook significant alle belangrijke secundaire eindpunten, met hogere percentages objectieve responsen en ziektecontrole, respectievelijk 29,8% versus 1,7% en 89,0% versus 66,7%; en een langere tijd tot het eerste symptomatische skeletevent, met een mediaan van 11,5 versus 6,8 maanden.
Morris merkte op dat bijwerkingen vaker voorkwamen bij LuPSMA, maar dat geen van de bijwerkingen onverwacht was. Bijwerkingen van graad 3-5 werden waargenomen bij 52,7% van de patiënten die LuPSMA plus SOC kregen en bij 38,0% van degenen die alleen SOC kregen. De meest voorkomende was beenmergsuppressie, wat optrad bij respectievelijk 23,4% en 6,8%, gevolgd door vermoeidheid (7,0 vs. 2,4%).
Tot slot benadrukte Morris dat er momenteel studies lopen naar deze behandeling bij patiënten met prostaatkanker in eerdere stadia van de ziekte.
Bron: