In een observationeel onderzoek zijn vier ART-combinaties van drie middelen met elkaar vergeleken, namelijk combinaties met als basis respectievelijk bictegravir, geboost darunavir (bDRV), dolutegravir (DTG) en elvitegravir (EVG). De combinatie met bictegravir leek het minst vaak gestaakt te worden en was effectiever voor het bereiken van virologische onderdrukking dan bDRV.
Deelnemers aan het onderzoek waren 961 patiënten uit het OPERA-cohort met gevorderde hiv-1-infectie (CD4 < 200 cellen/μl) die nog niet eerder antiretrovirale therapie (ART) hadden ontvangen. Van hen begonnen 416 behandeling met bictegravir/emtricitabine/ténofovir alafénamide (B/F/TAF) (CD4 ≤ 50 cellen/μl: 36%), 106 met bDRV (CD4 ≤ 50: 33%), 271 met DTG (CD4 ≤ 50: 30%), en 168 met EVG/c (CD4 ≤ 50: 38%).
In niet-gecorrigeerde analyses staakten deelnemers aan de B/F/TAF-groep significant minder vaak hun behandeling (incidentie per 100 persoonsjaren: 12,54; 95%-BI 9,94–15,83) dan in de andere groepen, die een incidentierange hadden van 21,40 tot 35,27. In totaal bereikte 70% van de deelnemers een CD4 ≥ 200 cellen/μl; normalisering van de verhouding tussen CD4 en CD8 (≥ 1) werd gezien bij minder dan 7% en vertoonde geen verschillen in de vier groepen (logrank p = 0,52). Follow-upgegevens over virale onderdrukking waren beschikbaar van 762 deelnemers (355 in de B/F/TAF-groep, 75 in de bDRV-groep, 218 in de DTG-groep en 114 in de EVG/c-groep).
Numeriek gezien hadden deelnemers in de bDRV-groep een kleinere kans om virologische onderdrukking te bereiken dan deelnemers in de B/F/TAF-groep (gecorrigeerde hazard ratio 0,75; 95%-BI: 0,55–1,02). Andere significante verschillen in de kans op virologische onderdrukking waren er niet.
Bron