Een nieuwe analyse heeft blootgelegd welke kenmerken geassocieerd zijn met een verhoogd risico op virologisch falen bij behandeling van hiv met langwerkend cabotegravir plus rilpivirine (CAB+RPV LA).
Bij behandeling met CAB+RPV LA in fase III-studies ontstond in een periode van 48 weken bij 1% (19/1.651) van de patiënten virologisch falen (CVF). In de periode daarna was er bij 4 patiënten sprake van CVF. Eerdere analyses vonden al dat de aanwezigheid van 2 of meer risicofactoren geassocieerd was met CVF in het eerste jaar van de behandeling. In Glasgow presenteerden de onderzoekers een analyse waarbij ook de periode hierna was meegenomen. Zij gebruikten data uit de FLAIR-, ATLAS- en de ATLAS-2M-studies. Deze data werden onderzocht met een multivariate analyse (n = 1.224) en een analyse van de baselinekenmerken (n = 1.363).
Er bleek geen significant verschil in de tijd tot CVF tussen het 4- en het 8-wekelijkse schema. Het absolute verschil was grofweg 1 extra CVF per 200 persoonsjaren bij behandeling om de 4 weken. Verder bleken de belangrijkste factoren voor CVF te bestaan uit mutaties die met rilpivirine-resistentie zijn geassocieerd (RPV RAMs) en het hiv-1-subtype A6 of A1. Andere geassocieerde factoren waren gerelateerd aan de farmacokinetiek van CAB en RPV. Bij 3 of meer van deze kenmerken was bij 20,5% van de patiënten sprake van CVF. Bij 1 en 2 kenmerken trad CVF op bij 1,3 en 7,3% van de patiënten.
Uit de analyse van de baselinekenmerken bleek dat RPV RAMs, hiv-1-subtype A6 of A1 en een BMI ≥ 30 de belangrijkste risicofactoren voor CVF zijn. Bij aanwezigheid van al deze kenmerken tegelijkertijd trad CVF op bij 19,3% van de patiënten.
Deze bevindingen kunnen helpen bij de juiste toepassing van deze nieuwe langwerkende behandeling, aldus de onderzoekers.
Bron