Vitamine C-suppletie verbeterde in een fase II-studie bij patiënten met myeloïde maligniteiten niet alleen hun vitamine C-deficiëntie maar ook de totale overleving. Dit vraagt volgens de Deense en Amerikaanse onderzoekers om een grondige fase III-studie.
Vitamine C is een cofactor voor de epigenetische regulator TET2. Verworven epigenetische veranderingen zijn een kenmerk van myeloïde maligniteiten en TET2-loss-of-function-mutaties zijn veelvoorkomende oorzaken van het ontstaan van leukemie.
Patiënten met hematologische kanker hebben echter vaak een vitaminetekort. Vitamine C-suppletie zou daarom bij patiënten met myeloïde maligniteiten en voorloperaandoeningen een aantrekkelijke therapeutische strategie kunnen zijn.
De onderzoekers testten daarom in een gerandomiseerde, placebogecontroleerde fase II-studie de veiligheid en werkzaamheid van orale vitamine C (1000 mg/dag gedurende 12 maanden) bij 109 patiënten met myeloïde maligniteiten en precursoraandoeningen met een laag risico.
Bij 57% van de onderzoekspopulatie was de vitamine C-concentratie in perifeer bloedplasma bij aanvang onvoldoende (< 50 μmol/l). In de vitamine C-groep was er een significante toename van de mediane vitamine C-plasmaconcentratie van 45,85 μmol/l bij aanvang tot 81,90 μmol/l na 12 maanden. In de placebogroep werden geen statistisch significante veranderingen waargenomen; de concentratie was 43,75 μmol/l bij aanvang en 48,73 μmol/l na 12 maanden.
Na een mediane follow-up van 33,5 maanden waren 35 deelnemers overleden. In de vitamine C-groep 11, in de placebogroep 24. De mediane OS werd niet bereikt in de vitamine C-groep en was 42,2 maanden in de placebogroep (p = 0,0025).
Gegevens over het primaire eindpunt, de verandering in de variantie-allelfrequentie van somatische mutaties in mononucleaire beenmergcellen vanaf het begin tot het einde van de suppletie, zijn nog niet bekend.
Bron: