Bij zwaar voorbehandelde patiënten met chronische lymfatische leukemie/kleincellig lymfocytair lymfoom (CLL/SLL) resulteerde behandeling met pirtobrutinib in een significante verbetering van de progressievrije overleving (PFS) vergeleken met idelalisib plus rituximab of bendamustine plus rituximab. Daarbij toonde pirtobrutinib een gunstiger veiligheidsprofiel.1
Patiënten met CLL/SLL die een terugval hebben na behandeling met covalente brutontyrosinekinaseremmers (cBTKi) hebben beperkte behandelingsopties. Pirtobrutinib, een zeer selectieve en niet-covalente (reversibele) BTKi, heeft een veelbelovende veiligheid en werkzaamheid aangetoond bij deze patiënten. De eerste resultaten van een gerandomiseerde fase III-studie, waarin pirtobrutinib werd vergeleken met een door de onderzoeker gekozen therapie (IC), zijn inmiddels beschikbaar.
In de BRUIN CLL-321-studie werden 238 patiënten uit 23 landen 1:1 gerandomiseerd naar pirtobrutinib (n = 119) of een door de onderzoeker gekozen therapie (IC), namelijk idelalisib plus rituximab (IdelaR, n = 82) of bendamustine plus rituximab (BR, n = 37).
Bij een mediane follow-up van 6,1 maanden was de PFS significant beter in de pirtobrutinib-groep dan in de IC-groep (HR 0,58; p = 0,01). Na een mediane follow-up van 11,6 maanden verbeterde de PFS verder (HR 0,55; p = 0,0007). Er zijn nog onvoldoende gegevens beschikbaar om conclusies te trekken over de totale overleving (OS).
De meest voorkomende treatment-emergent adverse events die optraden bij ten minste 15% van de patiënten in de pirtobrutinib-arm waren anemie (20,7%), pneumonie (19,8%), neutropenie (16,4%) en diarree (15,5%). In de IC-arm waren dat diarree (29,4%), pyrexie (25,7%), misselijkheid (20,2%), COVID-19 (18,3%), vermoeidheid (18,3%), verlaagd neutrofielenaantal (17,4%) en verhoogde ALT (17,4%).
Bron: