Perioperatief durvalumab plus neoadjuvante chemotherapie resulteert bij patiënten met spierinvasieve blaaskanker – in vergelijking met alleen neoadjuvante chemotherapie – in een klinisch betekenisvolle verbetering van de eventvrije en totale overleving. Dat blijkt uit een tussentijdse analyse van de internationale NIAGARA-studie, waaraan ook Amsterdam UMC deelnam.
De standaardbehandeling van spierinvasieve blaaskanker (MIBC) voor patiënten die in aanmerking komen voor cisplatine bestaat uit neoadjuvante chemotherapie gevolgd door een radicale cystectomie. In de NIAGARA-studie evalueerden onderzoekers durvalumab in combinatie met neoadjuvante chemotherapie gevolgd door radicale cystectomie en adjuvant durvalumab bij patiënten met MIBC.
De primaire eindpunten waren eventvrije overleving (EFS) en pathologische complete respons (pCR). De totale overleving (OS) was het secundaire eindpunt. Op ESMO presenteerden de onderzoekers de vooraf geplande tussentijdse analyse van EFS en OS.
Er werden in totaal 1.063 patiënten 1:1 gerandomiseerd naar neoadjuvant durvalumab en neoadjuvante chemotherapie (cisplatine plus gemcitabine) gedurende 4 cycli gevolgd door een radicale cystectomie en vervolgens durvalumab-monotherapie gedurende 8 cycli (D-arm; n = 533), of neoadjuvante chemotherapie gevolgd door een radicale cystectomie (controle-arm; n = 530).
EFS en OS waren significant beter in de D-arm dan in de controle-arm (EFS HR 0,68; p < 0,0001; OS HR 0,75; p = 0,0106). In de D-arm voltooide 88% van de patiënten de radicale cystectomie. In de controle-arm was dit 83%. Na de ingreep startten 383 van de 469 patiënten (82%) in de D-arm met de durvalumab-monotherapie. Het veiligheidsprofiel was consistent met dat van de afzonderlijke middelen.
Bron:
Powles TB, et al. A randomized phase III trial of neoadjuvant durvalumab plus chemotherapy followed by radical cystectomy and adjuvant durvalumab in muscle-invasive bladder cancer (NIAGARA). ESMO 2024, abstract LBA5.